Een blog! Soort van.

Bericht voor onze Nederlandse lezers.

Tot nu toe heb ik op deze pagina steeds het nieuwste stukje in het Nederlands geplaatst, compleet met dezelfde illustraties die ook bij de Engelse tekst staan. Het lastige is echter, dat daardoor deze pagina zwaarder en zwaarder wordt – de structuur van dit blog maakt nou eenmaal dat ik maar op één pagina de blogposts van elkaar kan scheiden. Ik heb gemerkt dat de afbeeldingen soms helemaal niet meer geladen worden.

Dus ik ga het helemaal anders doen! Van nu af aan zet ik op deze pagina alleen nog (Nederlandse) tekst. Dat betekent dat je twee pagina’s tegelijk open moet hebben staan – niet ideaal, maar een pagina die niet laadt is nog vervelender. Om de hele site wat hanteerbaarder te maken zal ik misschien zelfs beetje bij beetje de illustraties op deze pagina moeten weghalen . . .

Ik ga ervan uit dat we er met z’n allen aan wennen. Eerlijk gezegd weet ik niet eens hoeveel mensen dit in het Nederlands lezen. Laat me vooral weten wat je hiervan vindt, als iedereen in opstand komt zal ik zien dat ik iets anders bedenk.

22 mei 2022

MODELLEN.

Ik moet even iets kwijt. Ik hoor vaak mensen een beetje smalend spreken over (foto)modellen: mooie poezen, dommerdjes die alleen maar hoeven te gaan stáán. Nou, nee hoor. Het is een vak. Een zwaar vak ook nog eens een keer. Schildersmodellen die, vaak poedelnaakt in een steenkoud atelier, urenlang in krampachtige houdingen moeten staan, fotomodellen die, ook in de kou, zomers blij moeten staan te wezen in een petieterig bikini’tje, aangegaapt door de plaatselijke dorpsidioten – ik geef het je te doen. Ze moeten ook van alles begrijpen: de instructies van de fotograaf, de stylist, de redacteur – van iedere schreeuwer die zich met de shoot bemoeit. Een geroutineerd model weet wat licht doet, wat verschillende brandpuntsafstanden van een lens doen, wat zijn of haar beste kanten en houdingen zijn.

Helaas zijn het niet alleen buitenstaanders die neerkijken op modellen, er zijn ook schilders en fotografen die dat doen. Ze moesten zich schamen en vooral niet vergeten dat ze mooi de klos zouden zijn zonder de bijdrage van die jongens en meisjes.

Kortom, de hoogste tijd om Het Model hier in de schijnwerper te zetten.

Victorine Meurent, het beroemde model van Edouard Manet. Zij schilderde zelf ook. Algemeen wordt aangenomen dat zij een prostituée was, dat is echter allerminst zeker. (Ikzelf ben daar ook van uit gegaan, in m’n commentaartje bij Olympia in ‘Women on Beds’. Mijn oprechte excuses, mevrouw Meurent!).

Elisabeth Siddal. Dante Gabriel Rossetti werd verliefd op haar, schilderde haar, trouwde met haar. Zij had een zwakke gezondheid en stierf dan ook heel jong. Rossetti had net een dichtbundel af, en in zijn wanhoop legde hij het manuscript onder haar hoofd in de kist. Na een paar jaar realiseerde hij zich dat dat misschien toch wel een beetje zonde was, en zijn vrienden namen het op zich om het cahier uit het graf te hengelen. Om zijn gemoed te verlichten vertelden zij hem dat Lizzie er nog net zo bij lag als toen ze nog leefde, alleen haar haar was zó gegroeid dat het de hele kist vulde. Zou die mededeling hem rustiger gemaakt hebben?

Jane Burden Morris. De vrouw van ontwerper William Morris. Dante Gabriel Rossetti werd verliefd op haar, schilderde haar, kreeg een verhouding met haar. Maar nee, hij trouwde niet met haar en er was ook geen gedonder met graven.

Dorothy Dene (pseudoniem voor Ada Alice Pullan).Muze (en minnares?) van Frederic Lord Leighton. Het schijnt dat zij model gestaan hebben voor Pygmalion (en dús voor My Fair Lady) – hij was een welgestelde Londense aristocraat en zij een arm meissie met acteer-ambitie. Het is bekend dat Leighton haar spraaklessen betaald heeft, en dat zij beiden tot de kennissenkring van George Bernard Shaw hoorden, dus tja, dan krijg je dat. Toen Leighton’s huis in Kensington (tegenwoordig een prachtig museum – zeer de moeite waard!) gerestaureerd werd, ontdekte men een aparte ingang die uitsluitend voor de modellen bestemd was. Je vraagt je af wiens reputatie hiermee beschermd moest worden? Hoe dan ook, we kunnen ervan uitgaan dat Dene zijn favoriete model was, en dit is zij – op Leightons beroemdste schilderij. Haar benen lijken hier krankzinnig uitgerekt (ze past naadloos in het stukje over merkwaardige lichaamsdelen) maar ze schijnt echt extreem lange armen en benen gehad te hebben. Overigens heb ik gelezen dat Andrew Lloyd Webber het schilderij in z’n jonge jaren wou kopen, voor – hou je vast – £50, maar toen hij z’n tante vroeg om het voor te schieten heeft ze dat geweigerd met de mededeling dat zij “geen Victoriaanse zooi in huis” wou hebben. Het is toen binnengeharkt door een Puertoricaans museum. En met Lloyd Webber is het ook nog goed gekomen.

Nog een keer het duo Leighton en Dene, omdat het zo’n treffend voorbeeld is van de onmogelijke houdingen waarin het schildersmodel zich moet wurmen. Naar welk voorbeeld zou hij trouwens die draak geschilderd hebben?

Evelyn Nesbit. Het eerste echte, officiële, betaalde, fotomodel. Èn de vrouw die deel uitmaakte van een hele reeks schandalen en misdaden, vooral toen haar echtgenoot ten overstaan van een volle theaterzaal haar ex-geliefde doodschoot. Die periode, zo rond 1900, stond stijf van dat soort toestanden: crimes passionels, drank, drugs, verslaving, rechtszaken . . . Nesbit was wat je noemt een kind van haar tijd. Ze was ook een van de oer-Gibson Girls: portretten, door New Yorker Charles Dana Gibson, van mooie, zelfverzekerde sexy meiden die hèt gezicht werden van de Amerikaanse Belle Époque.

Veruschka. Boomlange, beeldschone Gravin Vera von Lehndorff-Steinort – ook al zo’n bijzonder levensverhaal. Zij is de dochter van een Pruisische graaf die door de nazi’s geëxecuteerd is vanwege zijn betrokkenheid bij het beramen van een moord op Hitler – een beroemde maar mislukte operatie (20 juli 1944). Door die gebeurtenis werden zijn weduwe en hun vier dochters gedwongen een zwervend bestaan te leiden. Veruschka studeerde aan de kunstacademie in Florence toen zij door een modellenscout werd ontdekt. Zij is nu in de tachtig en een succesvol beeldend kunstenaar. Ik ben wèg van haar – misschien wijd ik nog wel een apart stukje aan haar. Ik zal sowieso binnenkort nog een ‘Modellen deel II’ schrijven. Één van de dingen die ik zo in haar bewonder, is haar stoere, nieuwsgierige benadering van haar werk. Zij heeft ‘body paint’ min of meer uitgevonden en paste het toe in haar modellenwerk en in haar eigen kunst.

De tien jaar oudere Dorothy Virginia Margaret Juba, oftewel Dovima, deinsde er ook niet voor terug om met grote dieren te poseren: hier is zij gefotografeerd door Richard Avedon in 1955, een van de beroemdste modefoto’s aller tijden. In deze foto komen alle facetten van het modellenwerk samen: de jurk verkopen, jezelf verkopen, de vindingrijkheid van de fotograaf verkopen, en ondertussen doen alsof het allemaal de gewoonste zaak van de wereld is. Dovima heeft geen makkelijk leven gehad: hoewel ze beschouwd wordt als het eerste ‘super model’ heeft ze er bitter weinig geld mee verdiend. Zij eindigde als serveerster in een pizza-tent, pas 62 jaar oud toen zij stierf.

Zelfde sessie, zelfde ontwerper – Dior. Ik vind deze foto mooier, met die ornamentale herhaling van slurfen en armen. Maar je ziet zelden liggende modefoto’s, en Avedon had ongetwijfeld zijn redenen om dit te croppen. We zullen het nooit weten. Het negatief is verdwenen. Voor altijd, vermoedelijk.

Saskia van Uylenburgh, Kiki de Montparnasse, Jean Shrimpton, Twiggy, Beverly Johnson, Christy Turlington, Alek Wek. Deel II komt eraan, dat moet gewoon. Al weet ik nog niet precies wanneer.

Want eerst moet ik jullie z.s.m. over mijn komende tentoonstelling vertellen.

Dus – Watch This Space!

13 januari 2022

Even een kort stukje om jullie over mijn tweede Venetiaanse project te vertellen:

SARRA, YELLOW VEIL. Het verhaal van Sarra Coppia Sullam  (±1592-1641)

De hoog-opgeleide dichteres, schrijfster, musicus en salonnière van het Venetiaanse ghetto. Mooie, slimme, geestige Sarra uit de 17e eeuw, die een langdurige correspondentie had met Ansaldo Cebà, een dertig jaar oudere monnik uit Genua. In zijn vele brieven oefende hij druk op haar uit om zich tot het Christendom te bekeren, waarop zij tenslotte voorstelde dat hij zich tot het Jodendom zou bekeren (au!). Ondanks hun verschillende geloofsovertuigingen, het feit dat zij getrouwd was en hij gebonden was aan het celibaat, waren hun brieven vaak behoorlijk pikant en dubbelzinnig. Maar zij hebben elkaar nooit ontmoet.

Hoewel zij intens verdriet had om het verlies van haar tien maanden oude dochtertje en haar vele miskramen, was Sarra’s sociale leven rijk gevuld – omringd door intellectuelen, kunstenaars, wetenschappers en geleerden die haar verder onderrichtten en haar salons frequenteerden.

Totdat één van hen, Baldessare Bonifacio, zich om onverklaarbare redenen tegen haar keerde en een tractaat publiceerde waarin hij haar ervan beschuldigde dat zij de onsterfelijkheid van de ziel ontkende – iets wat zowel in het Jodendom als in het Christendom als een doodzonde gezien werd. Sarra was herstellende van een ernstige ziekte, maar binnen twee dagen had zij een vernietigend antwoord geschreven. Ze vroeg Cebà om steun, maar het duurde vele maanden voordat hij antwoord gaf. Zijn advies luidde: bekeer je . . .

Er volgde nog meer narigheid. Haar poëzie-leraar, Numidio Paluzzi, had het ook al op haar voorzien. Met hulp van Sarra’s bedienden bedacht hij een plan om haar te beroven, met de tamelijk idiote verklaring dat ‘geesten’ dat gedaan zouden hebben. We weten niet hoe Sarra hier op gereageerd heeft.

Zij is in februari 1641 gestorven, na een ziekbed van drie maanden.

De kwestie is natuurlijk wat de mannen uit de omgeving van deze bijzondere vrouw bezielde. De vraag stellen is hem waarschijnlijk beantwoorden – juist het feit dát zij een vrouw was, en nog Joods ook, zal ongetwijfeld een hele grote rol gespeeld hebben.

Met hele speciale dank aan Nyncke Beekhuyzen, ‘mijn’ prachtige Sarra.

Op zondag 30 januari 2022, om 11.00 uur geef ik een online lezing (in het Nederlands) over dit project, in samenwerking met De Poorters van Venetië. Via hun kan je je aanmelden. Het kost €15, dat is meer dan onze lezingen normaal kosten, maar het hele bedrag komt ten goede aan herstel- en restauratiewerkzaamheden in Venetië. Volgende keer betaal je weer de helft. Beloofd.

Hopelijk tot zondag 30!


You’ve been framed! Je hangt!

“De lijst is de pooier van het schilderij”.

. . . aldus de 17e eeuwse kunst-theoreticus André Félibien. Dat is dezelfde man die het nodig vond om verschillende soorten schilderijen in te delen volgens zijn eigen superstrikte hiërarchie – hij vond bijvoorbeeld een schilder van Arcadische landschappen een verhevener mens dan iemand die een fruitmandje schildert. Dus ik zal zo vrij zijn om zijn uitspraak met een korrel zout te nemen. Maar, afgezien van Félibiens flauwekul, een lijst heeft natuurlijk wel enorme invloed op het werk er ín. Een lijst leidt je blik, beschermt het schilderij, ondersteunt het, verfraait het. En wordt soms een onlosmakelijk deel van het geheel.

Een lijst is vaak zelf een kunstwerk. Mèt of zonder inhoud – het schijnt dat een beroemd icoon van de Madonna op toernee ging in communistisch Polen, van het ene dorp naar het andere reizend. Op een gegeven ogenblik deed het verhaal de ronde dat de politie de Madonna ‘gearresteerd’ had, waarop de mensen tot lege lijsten gingen bidden.

In de 13e eeuw werden fresco’s verfraaid met geschilderde randen, en veel artikelen over de geschiedenis van de lijst beginnen daarmee, maar waarschijnlijk praten zij elkaar gewoon ná (geeft niks – alle historische kennis is immers tweedehands). De oude Grieken hadden namelijk ook zulke randen om hun fresco’s. Dit zijn Hades en Persephone die ons op hun strijdwagen tegemoet stormen. Vierde eeuw voor Christus.

Aahhhh, kijk nou, wat een lieve, schuldbewuste hond. Een héle vroege His Masters Voice. Mozaïek uit Alexandrië, tweede eeuw. De ronde lijst is mee gemozaïekt, net als die uiterst menselijke leeuwen.

Deze illustratie is gemaakt door ‘The Master of James IV of Scotland’ – een z.g. noodnaam, omdat niemand zeker weet wie de kunstenaar was. Hij was in ieder geval een Vlaamse miniatuurschilder, een maker van illuminaties in boeken. Deze beeldschone afbeelding komt uit een Getijdenboek dat hij voor de Schotse koning en koningin gemaakt heeft. Kijk nou toch hoe prachtig die lijst is om St. Dominicus heen – die er overigens een merkwaardig stelletje huisdieren op na houdt: een hond die een vuurpijl verorbert, en een mutant ninja krokodil. Het is gemaakt in 1515, met tempera (pigmenten in eigeel), inkt en bladgoud. Dat laatste is waarschijnlijk de oorsprong van de term ‘illuminaties’ – de weerkaatsing kon de boel letterlijk verlichten.

Madonna en Kind tussen Twee Engelen. Jawel, sommige titels zijn hele accurate beschrijvingen van het werk. Dit verbluffende geglazuurde reliëf is van Luca Della Robbia, Florence ca. 1450. Het is van terracotta, letterlijk gekookte aarde, wat een kwetsbaar en behoorlijk zwaar materiaal is, maar toch heeft dit ‘tondo’ – ronde afbeelding – een diameter van 100 cm. Hij heeft de lijst kennelijk samengesteld uit zes gelijke stukken, met behulp van een mal. Telkens als ik dit zie, ben ik verbaasd hoe modern de gezichten zijn.

Jean-Etienne Liotard, Dame met narcissen, ca 1755. Een typische Rococo lijst, veel minder symmetrisch dan je op het eerste gezicht zou denken – als je de linker- en de rechterkant goed met elkaar vergelijkt, zie je allemaal kleine verschillen. Vernuftig, hè? En ontzettend 18e-eeuws, toen de schelp hét decoratieve motief was – en de natuur kent geen symmetrie.

Charles Allston Collins, Convent Thoughts, ca 1850. Een super Pre-Rafaelitisch schilderij, hoewel Allston Collins officieel nooit aangesloten is geweest bij de groep. Kijk, zij houdt een getijdenboek vast, mèt een omlijstte illuminatie. En ook een passiebloem, kennelijk om haar verbintenis met Christus weer te geven. Er zijn een hele hoop lelies, het symbool van de Madonna, in én buiten het schilderij. Een bloemen-bonanza! De beroemde criticus en beschermheer van de Pre-Rafaelieten schreef over dit schilderij: “Ik heb een bijzondere band met de waterplant Alisma Plantago … en nog nooit heb ik die zo precies, zo mooi getekend gezien […]. Als alleen al een botanische studie van de waterlelie, de Alisma, en andere tuinplanten zoals de gewone lelie, is dit schilderij van onschatbare waarde.” Wel een beetje pijnlijk voor Ruskin dat volgens experts die hele Alisma Plantago niet op het schilderij voorkomt.

Ook hier is er een duidelijke samenhang tussen de lijst en dat wat er in zit. Wel wat subtieler dit keer, meer als echo van de architectonische vormen. Dit is Fernand Khnopff’s portret van zijn zuster Marguerite, uit 1887. Er is een hardnekkig gerucht dat er bij hun iets incestueus gaande was. Hoe dan ook, in dit schilderij is zij volkomen onbenaderbaar. Om dat te benadrukken heeft hij haar ook nog eens in een soort doos geplaatst. Wow. Zijn lijfspreuk, die op de gevel van zijn Brusselse villa prijkte, was: ‘On n’a que soi’. ‘Je hebt slechts jezelf’.

Gustav Klimt. Liefde, 1895. Hij schijnt nogal zonderling geweest te zijn, maar toch ben ik STAPELGEK op Klimt. Zijn vader was graveur, waardoor hij eindeloze hoeveelheden bladgoud tot zijn beschikking had. Daar heeft hij gretig en geweldig gebruik van gemaakt. Het verschil tussen een reproductie en het echte werk is nergens zo groot als bij Klimt. En als je op zoek bent naar de totale eenwording van lijst en schilderij is hij je man. Dit is een vroeg werk, maar al helemaal Klimtiaans: met een paar spookachtige types, namelijk de Dood, de Jeugd en de Ouderdom, die op de geliefden neerkijken. Zijn zij verdoemd? Is alle liefde verdoemd? En die mooie, doornige rozen op de lijst, hoe zit dat?

Largo, 1898. Ludwig von Hofmann was een Duits schilder, zoon van een Pruisische staatsman. Hij ging in Parijs studeren, waar hij Pierre Puvis de Chavannes leerde kennen. Diens invloed is duidelijk zichtbaar, in een mix van Symbolisme en Art Nouveau. Veel van Hofmann’s werk is door de Nazi’s als ‘entartet’ bestempeld. Enne – heel veel meer kan ik jullie eigenlijk niet over hem vertellen. Maar kijk nou toch naar dit schilderij! Of liever: kijk nou toch naar deze lijst! Waanzinnige, 1.20 m brede schoonheid.

Franz Stuck, 1900. Portret van Frau Feez. Oh, mán, de eeuwwisseling was echt de glorietijd van de lijst! Stuck was bij zijn leven ongelofelijk beroemd. In 1892 was hij een van de medeoprichters van de Münchener Sezession, die de inspiratie vormde voor de bekendere Wiener Sezession. En voor nog een heleboel andere Secessies. Dit was immers de tijd van de ‘broederschappen’, van kunstenaars die zich verenigden in protest tegen stoffige heilige huisjes. Ik krijg het altijd een beetje benauwd als ik Stuck’s naam hoor, al vind ik zijn werk prachtig – hij was de lievelingsschilder van Hitler, vandaar. Maar daar kon hij verder ook niet veel aan doen – hij is in 1928 gestorven.

Pablo Picasso gebruikte vaak weelderige Renaissancelijsten voor zijn hypermoderne kubistische schilderijen. Waarschijnlijk ingegeven door rebellie, als een dwarsliggende zoon die in opstand komt tegen zijn vader. Hier heeft hij er een stuk touw omheen gedaan, wat samen met het woord Jou, de speelse en zomerse sfeer benadrukt van dit ‘Stilleven met Stoel’, uit 1912.

Howard Hodgkin vond dat “Hoe fragieler, hoe vluchtiger de emotie in je werk, hoe meer je het moet beschermen tegen de buitenwereld.” Heel typerend voor hem is de manier waarop zijn schilderijen doorgaan op de lijst. Dit is Red Bermudas, uit 1980. Een intrigerende titel, vooral als je weet dat zijn titels altijd te maken hadden met het moment of de gebeurtenis waar het schilderij door geïnspireerd was. Zijn werk heeft iets heel ontroerends, ik kan er niet echt de vinger op leggen. Misschien komt het doordat, als ik naar zijn schilderijen kijk, ik ook zijn gezicht voor me zie. Hij had zo’n ontzettend zachtaardige blik.

Frederic Brenner. Installation, Ellis Island 1996. Deze ge-wel-di-ge Franse fotograaf heeft een al even geweldig boek uitgebracht met (groeps-)portretten van Amerikaanse Joden: Jews/America/A Representation. Het bevat ook een serie portretten die hij gemaakt heeft van beroemde Joden die een bijdrage geleverd hebben aan de Amerikaanse maatschappij en cultuur. Zij poseerden allemaal met dezelfde lijst. Simon Schama heeft het voorwoord geschreven, en hij steekt zijn kritiek op die portretten bepaald niet onder stoelen of banken. Maar dan beschrijft hij wat er gebeurt als ze samengevoegd worden in Brenner’s installatie op Ellis Island, de plek waar de geportretteerden, of hun ouders en grootouders, het land binnenkwamen. Alles komt bij elkaar. Het wordt symbolisch, het krijgt diepgang. Zeker nu, want in de achtergrond prijken de torens van het originele World Trade Center.

En tot slot een recent beeld, uit 2020. Hassan Hajjaj’s portret van DJ Jamie Jones. Al is het woord ‘recent’ een beetje misleidend, want Hajjaj doet dit al járen – zijn foto’s omlijsten met conservenblikken, ketchupflesjes, enzovoort. Hij wordt niet voor niets de ‘Andy Warhol van Marrakesh’ genoemd. Hajjaj woont deels in Marokko, deels in Engeland, en is een veelgevraagd chroniqueur van de popcultuur.

16e-, 17e– en 18e-eeuwse schilderijlijsten kan je overal vinden. Ik heb ze dan ook grotendeels overgeslagen. Het is een eindeloos, onbegrensd (!) onderwerp, en ik vond het veel leuker om wat onbekendere dingen te laten zien. Als je er meer van wilt weten, zien en lezen, surf dan eens naar https://theframeblog.com. Van harte aanbevolen.


NOG MEER VROUWEN OP BEDDEN

Ik voel me een beetje schuldig dat ik zo lang niets geschreven heb. En dat ik mijn belofte om méér vrouwen op bedden te laten zien, niet ben nagekomen. Er is maar één manier om dat goed te maken – met een heleboel blote meiden. In de kunst, met een hoofdletter K, vanzelfsprekend allemaal uiterst smaakvol. Dus hier zijn nog wat voorbeelden uit mijn steeds maar groeiende collectie, tamelijk lukraak gekozen en gerangschikt.

Jules Joseph Lefebre, 1874. Frans schilder, docent en, wat mij betreft, koning van kitsch. In vergelijk met zijn meeste andere werk, is dit nog behoorlijk kitsch-vrij. Behalve misschien die wierookbrander, die daar staat om de mysterieuze, exotische sfeer te benadrukken. Hij had wel een fantastische techniek, en bovendien een hele hoop beroemde, getalenteerde studenten:

Zoals bijvoorbeeld Felix Vallotton, 1896. Dit is een van zijn beroemdste houtsnedes (een techniek die hij hoogst persoonlijk nieuw leven in heeft geblazen) genaamd La Paresse. In de collectie van ons eigen Van Gogh Museum.

Paresse, luiheid, was een geliefd onderwerp: dit is Paresse Matinale, door Louise Breslau. 1910. (Ik vraag me af of zij en ik soms familie van elkaar zijn – mijn grootmoeder heette Breslau.) Maria Louise Catherina Breslau was Duits-Zwitsers maar heft bijna haar hele volwassen leven in Frankrijk gewoond, samen met haar collega, muze, geliefde (?) Madeleine Zillhart.

De Oostenrijker Johann Baptist Reiter, 1849. De meeste schilderijen die ik van hem kon vinden zijn portretten van vrouwen en meisjes, allemaal met dezelfde kleffe glimlach. Maar dit is beeld- en beeldschoon. Dat licht! Het hangt in het Weense Belvédère, dat zojuist bovenaan mijn ‘bucket list’ terechtgekomen is.

Isaac Israels, Naakt (Sjaantje van Ingen) ± 1900. In 2009 is dit uitgeroepen tot het mooiste naakt in de Nederlandse kunst, in een door het tijdschrift Oog georganiseerde verkiezing. Gewonnen van grootheden als Rembrandt en Karel Appel. Het is in privé-bezit – van een énorme bofkont.

Nog een van mijn helden: Pierre Bonnard. Siësta, 1900. Dit hangt nu in Melbourne’s National Gallery of Victoria. Het heeft een interessante geschiedenis: het is van Bonnard gekocht door de kunsthandelaar Ambroise Vollard, die het doorverkocht aan Gertrude Stein. Die het een paar jaar later bij hem omruilde voor een Renoir. Zonde!

Otto Schmidt, Naakte Wienerin op de sofa van Sigmund Freud, 1900. Deze Otto Schmidt heeft een boek gepubliceerd getiteld ‘Der Wiener Akt’, met foto’s van naakte vrouwen. Officieel een studieboek, maar het is in tal van Erotica verzamelingen terecht gekomen.

Victor Pasmore, Liggend Naakt, 1942. Pasmore is vooral bekend om zijn abstracte werk (wat erg de moeite waard is, trouwens). Dit is ook prachtig – zo liefdevol als het de kwetsbaarheid van een slapend iemand weergeeft. EN het doet me denken aan een kat die ligt te slapen. (Voor mij is dat een plus.)

Imogen Cunningham, Phoenix on her side, 1968. Het fotografische antwoord op Pasmore’s schilderij. Deze twee vrouwen werkten ook samen aan ‘Navajo Rug’, waarschijnlijk Cunningham’s beroemdste foto. Ik heb lang geaarzeld, tenslotte toch maar deze gekozen.

Saul Leiter, Inez, 1947. Leiter was modefotograaf, schilder, experimenteerder. En opgeleid als rabbijn. Zijn prachtige, intieme, tedere foto’s van de vrouwen in zijn leven zijn pas ná zijn dood gepubliceerd, in het boek ‘In My Room’.

Bert Stern. De beroemde ‘Last Sitting’, met Marilyn Monroe, juni 1962. Stern zei hierover: “Ik heb alles voorbereid alsof ik mijn minnares ging ontvangen, maar het was de bedoeling dat ik foto’s van haar nam, niet dat ik haar in mijn armen zou nemen. Het was de bedoeling dat ik haar op de pagina zou krijgen.” Stern was ongeveer even oud als zij, knap, een jonge vader. In het boek dat hij later maakte over die fotosessie, biecht hij op dat zijn gevoelens voor haar een stuk verder gingen dan beroepsmatig betamelijk was. De shoot, althans het mode-gedeelte daarvan, was een opdracht van Vogue. Zes weken na de opnames, een paar dagen voor het tijdschrift uitkwam, stierf Marilyn Monroe.

Laten we tot slot nog kijken naar de Odalisk, een van de pijlers van de kunstgeschiedenis.

Een odalisk was een concubine – meestal tot slaaf gemaakt – in de harem van de Turkse sultan. Het woord komt waarschijnlijk van het Turkse ‘odalik’, wat kamermeisje betekent (oda betekent kamer).

Westerse schilders, vooral die van de negentiende en twintigste eeuw, konden er geen genoeg van krijgen. Met z’n allen schilderden zij duizenden weelderige, sexy vrouwen die, vaak over exotisch meubilair gedrapeerd, lagen te genieten van hun eigen lichamen en die verder vooral niets deden. Kunstenaars in die tijd waren gefascineerd door het Nabije en het Verre oosten: Oriëntalisme was dé trend, en zeker niet alleen in de beeldende kunst.

Dit verschijnsel heeft z’n wortels ook al in het kolonialisme, wat het nogal ingewikkeld maakt. Deze afbeeldingen zijn extreem geromantiseerd – de schilders namen ons likkebaardend mee in hun fantasie en gingen volledig voorbij aan de omstandigheden waarin deze vrouwen echt verkeerden. Zij eigenden zich een andere cultuur toe, althans die delen daarvan die hun aanstond. De moderne variant hiervan zijn onze vakanties naar verre streken, waar wij ons wentelen in Dolce Far Niente – languit in de zon, vooral nergens aan denkend, al helemaal niet aan het onrecht wat heerst in veel van de landen die wij tijdelijk inlijven.

Goed. Tijd om weer van m’n zeepkist af te komen en je wat te laten zien.

Henri Matisse, Odalisque Couchée aux Magnolias, 1923. Matisse heeft eindeloos odalisken geschilderd, vaak tegen rijk versierde achtergronden. Hier is zijn model, zoals zo vaak in de periode 1920-’27, Henriette Darricarrère. Matisse was verrukt van het feit dat zij uren achtereen haar armen in de lucht kon houden. Maar zij was dan ook opgeleid als danseres.

Nog een odalisk van Matisse, uit het Stedelijk Museum. Oorspronkelijk behoorde dit schilderij aan een Joodse verzamelaar, die niet teruggekomen is uit het concentratiekamp. (Hij heeft het schilderij in bewaring gegeven aan het museum – of aan een particulier, de artikelen daarover  spreken elkaar tegen.) Zoals ontelbare andere kunstwerken is ook dit geconfiskeerd door de Duitsers. De Restitutie Commissie is nog steeds bezig met het teruggeven van stukken aan de erfgenamen van de oorspronkelijke eigenaren, ik heb geen idee wat er met dit schilderij gaat gebeuren. Het meisje, de concubine, kijkt enigszins gepijnigd. Dat past waarschijnlijk wel bij haar situatie – en misschien ook bij die van het schilderij.

Henri Adrien Tanoux, L’Odalisque, 1913. Terug naar het begin van dit stukje: het rijk van het kitscherige academisme. Tanoux heeft dit geschilderd toen hij achter in de veertig was, tien jaar voor zijn dood. Niet dat dat er íets toe doet – hij is z’n hele leven op dezelfde manier blijven schilderen. Het werd hooguit steeds een beetje ouderwetser. Het zal geen verbazing wekken dat hij op vrijwel iedere editie van de Parijse Salon van de partij was.

Is het mooi? Jawel. Maar iets zit me toch niet lekker, ondanks de fraaie uitvoering. Het zijn haar juwelen – die enkelband, die slavenarmbanden. Ze is mij te onderworpen.

Zoals ik soms trek heb in een stuk melkchocola, zo kan soms ook met plezier naar dit soort romantische, mierzoete kunst kijken. Om, net als met die chocola, toch weer een beetje misselijk te worden . . .

LAAGVLIEGENDE LEDEMATEN

Pardon mevrouw, is deze arm soms van u?

Onlangs zag ik, tijdens een virtueel bezoek aan het Louvre, weer werk van Jean-Auguste Dominique Ingres (1780-1867). En opnieuw raakte ik in verwarring over deze schilder: hoe is het mogelijk dat iemand die zo verbluffend stoffen en materialen weergeeft, menselijke proporties zó kan verprutsen?

De anatomie van de mannen die hij schildert klopt eigenlijk altijd. (Behalve de handen, maar daarover een andere keer meer.) Z’n vrouwen echter knallen alle kanten op. In de eerste plaats natuurlijk zijn beroemde vervormde Odalisken, maar ook anderen – vooral hun armen vliegen genadeloos uit de bocht. Hoe zit dat? Hoe kan dat? Wat was het eigenlijk voor iemand, die Ingres?

Hij was ongelooflijk getalenteerd, en kon maar moeilijk kiezen tussen een carrière als violist of als schilder. De beeldende kunst won, maar hij heeft de muziek nooit opgegeven. De Franse uitdrukking “un violon d’Ingres” betekent een hobby die op (semi) professioneel niveau wordt beoefend. Vandaar dat Man Ray, de experimentele fotograaf van de jaren ’20, deze foto zo noemde – zijn hobby-op-hoog-niveau was het vrouwenlichaam.

This image has an empty alt attribute; its file name is 1.-m.-ray-violin-1924.jpg

Maar ik dwaal af. Terug naar Ingres, die zichzelf beschouwde als een waarlijk klassieke schilder, in de traditie van Nicolas Poussin en Jacques-Louis David. Tegenwoordig vinden wij zijn historische en mythologische schilderijen nogal kitscherig, zijn portretten hebben de tand des tijds beter doorstaan. Die maakte hij vooral om in zijn levensonderhoud te voorzien – hij vond portretkunst eigenlijk minderwaardig.

Thetis, een Griekse zeenimf en moeder van Achilles, stort zich hier zich op de geweldenaar Jupiter (Zeus bij de Grieken). Het lijkt wel alsof ze een reserve linkerarm omhoog houdt. De rechter is trouwens ongeveer net zo lang als haar been. Maar kijk nou toch hoe de stof geschilderd is! En die plooien! En – jasses – die enge misvormde kleine teen van de Oppergod.

Madame Marcotte heeft haar arm kennelijk los in haar jurk liggen. Wát een jurk trouwens! Die kraag zit niet zo mooi, daar zou ik de kleermaker nog eens op aanspreken, maar de stof is werkelijk beeldschoon. Ik heb eindeloos naar dit portret gekeken met mijn fotografie-studenten, en we zijn tot de conclusie gekomen dat hij die jurk waarschijnlijk in z’n atelier had – op de bank, opgepropt en geschikt, maar zonder iemand er in.

Tja, die Odalisken. Blote meiden in Oosterse badhuizen. Ingres is ze z’n hele leven blijven schilderen (deze is uit 1808), op precies dezelfde manier – met die verlengde ruggen en rare billen. Je leest soms dat hij zocht naar de ‘ideale schoonheid’ en dat zijn schilderijen de ‘eerste stap naar abstractie’ waren. Maar ik heb toch het gevoel dat er iets anders aan de hand was. Was hij soms bang om naar vrouwen te kijken? Zijn werk wordt vaak omschreven als Erotica. Ik ben geen expert, maar ik kan me nauwelijks voorstellen dat veel mannen opgewonden raken van levensgevaarlijk ver uitgerekte wervelkolommen. Misschien was het feit dat ze naakt waren al genoeg voor de preutse bourgeoisie van die tijd, misschien durfde níemand goed naar blote vrouwen te kijken. Of zag Ingres gewoon meer in mannen?

Ingres maakte natuurlijk gebruik van modellen, misschien zelfs meerdere in één schilderij, voor verschillende details. Hij gebruikte ook een camera obscura, wat bijdroeg aan de accurate stofweergave en de achtergronden.

En toch snap ik het niet – kon het hem niet schelen? Waren die anatomische uitglijers een heimelijke verwijzing naar zijn dédain voor portretten? Dacht hij dat het ons niet zou opvallen? Of was hij inderdaad aan het experimenteren met proporties?

En mogelijk heeft Ingres hier wel naar gekeken, naar deze kopie van een verloren gegane Michelangelo. Het is misschien oneerbiedig maar Leda hier is een anatomische ramp. Alsof door een zwaan aangerand worden niet al erg genoeg is! (Zeus alias Jupiter weer, hè.) Eén tiet pal in het midden, een meterslang lijf, dito dijen. Jemig . . .

Nogmaals Leda en de Zwaan, dit keer door Paolo Veronese, 1585. Haar gemoed zit gelukkig min of meer op z’n plek, maar wat een schouders heeft die meid! En ze heeft helemaal geen heupen. Zal ik je eens wat zeggen? Volgens mij heeft hier een man model gestaan, en heeft Veronese er een paar borsten aan toegevoegd. De zwaan ziet er overigens nogal aangedaan uit, je zou niet denken dat daar een godheid in verstopt zat.

Het zou ook kunnen dat Ingres dit bestudeerd heeft, dit portret door Anthonie van Dijck, van de Britse gebroeders Stuart, 1638. Ik zeg niks over de uitdrukking op hun hooghartige gezichten, of over die decadente handen (komt nog, heus). Nee, het is wéér die arm. Wat zit daar in hemelsnaam, daar onder die schitterende blauw-met-zilveren outfit? Tussen die arrogant uitstekende elleboog en de schouder? Da’s niet in orde hoor, die bovenarm. En is zijn bovenlijf niet ontzettend lang in verhouding met z’n benen? Van Dijck had zeker zijn dag niet, meestal is er niets mis met zijn proporties. Trouwens, heb je die jongen z’n laarzen gezien? Super elegant, met die slee-achtige hakken. Wel gek: de sporen steken allebei dezelfde kant op, dat lijkt mij niet handig.

Proserpine, Dante Gabriel Rossetti, 1874. Dit heeft Ingres in ieder geval niet gezien, hij was al 7 jaar dood toen het geschilderd werd. Het model is de toenmalige minnares van Rossetti, Jane Morris. Zij had inderdaad een prachtig markant hoofd, maar die bovenrug is extreem raar. Ik las een artikel waarin een verband gelegd werd tussen haar uitstulpende nek, het tragische verhaal van Proserpine, en de gecompliceerde liefdesrelatie. EN de depressies van Rossetti. Gek genoeg kan ik me daar eigenlijk wel wat bij voorstellen, al klinkt het in eerste instantie als geklets. Door haar verwrongen nek, de krampachtige houding van haar handen, voel je onbewust meteen dat de boel scheef zit.

En toen was daar André Kertesz (1894-1985). Een Hongaarse fotograaf die het grootste deel van zijn leven in New York gewoond heeft, met een lange tussenstop in Parijs. Daar kreeg hij van het (satirische, enigszins pikante) tijdschrift Le Sourire de opdracht om ‘iets’ te maken. Hij schafte twee lachspiegels aan, vond een paar modellen die bereid waren uit de kleren te gaan, en schoot in een paar maanden tijd een kleine tweehonderd foto’s:  Distortions. Zelf vond hij het resultaat grappig, en soms een beetje griezelig. Het heeft hem veertig jaar gekost om het boek uitgegeven te krijgen.

Misschien waren al deze kunstenaars op zoek naar het effect van een lichaam in beeld, om te onderzoeken in hoeverre je daar aan kan rommelen zonder dat het zijn (haar?) aantrekkingskracht verliest – en wat er gebeurt als je die grens over gaat. Wie weet? Ik zie de overeenkomsten wel tussen de Distortions van Kertesz en de Odalisken van Ingres.

Maar losliggende armen, mannenschouders op vrouwenlijven? Dat blijft merkwaardig.


ACHTERUIT JIJ!

NOLI ME TANGERE. RAAK ME NIET AAN.

“Raak mij niet aan,” zei Jezus. “Ik ben nog niet opgestegen naar de Vader. Ga naar mijn broeders en zusters en zeg tegen hen dat ik opstijg naar mijn Vader, die ook jullie Vader is, naar mijn God, die ook jullie God is.”

Zo sprak Jezus tot Maria Magdalena toen zij naar zijn graf toe kwam, na zijn kruisiging. Tot haar ontzetting was het graf leeg, maar er stonden mensen omheen en één daarvan bleek Jezus zelf te zijn

Ik ben niet grootgebracht met het Nieuwe Testament, en ik begrijp niet goed wat dit verhaal betekent. Waarom mag zij hem niet aanraken als hij voor haar neus staat – letterlijk in levende lijve? Het gerucht gaat toch dat zij minnaars waren? Is het omdat, nu hij op zo’n spectaculaire wijze richting hemel gaat, zij niet rein genoeg meer is voor hem? Het gerucht gaat immers ook dat zij een prostituee was.

Een andere vertaling is ‘hang niet aan mij’ (‘don’t cling to me’), dus wie weet bedoelt hij te zeggen: ik ben dood, je moet je van mij losmaken en je leven verder leven, zonder mij. Dat zou lief van ‘m zijn. Misschien is het omdat hij al een paar dagen dood geweest is, en mogelijk allerlei nare bacteriën bij zich draagt die haar ziek zouden kunnen maken? Dat zou het best eens kunnen zijn, ik heb voor veel Bijbelverhalen zo’n pragmatische verklaring gehoord. Maar het kunnen ook tien maanden in de anderhalve-meter-samenleving zijn die mij hier parten spelen.

In ieder geval spreekt dit verhaal enorm tot de verbeelding. Generaties schilders hebben er afbeeldingen van gemaakt en een beroemd boek over de Spaanse overheersing op de Filipijnen heet Noli me tangere, net als de verfilming daarvan. Er is een opera over gemaakt, Petrarca schijnt het als metafoor gebruikt te hebben in een gedicht, studenten medicijnen worden er mee gewaarschuwd dat ze sommige lichaamsdelen of aandoeningen beter met rust kunnen laten.

Er is zelfs een theorie die de Gadsden vlag – die gele met die ratelslang, met de tekst ‘don’t tread on me’ – aan Noli me tangere ontleend is. Hij was het symbool van verschillende amerikaanse militaire divisies en is vandaag-de-dag ingelijfd door ultra-rechtse bewegingen in de VS – hij was dan ook overal zichtbaar bij de bestorming van het Capitool op 6 januari.

Het spannende van zo’n steeds weer terugkerend thema is dat je heel duidelijk ontwikkelingen in de schilderkunst kan ontdekken. Laten we beginnen bij Giotto. Dit is een van de fresco’s uit de Scrovegni kapel in Padua. Zodra ik weer naar Venetië kan, pak ik de trein. Dan boek ik een dubbel bezoek en zal daarna uitgebreid verslag doen! Ik was het vorig jaar al van plan maar toen gooide de overstroming roet in het eten.

Giotto di Bondone, ± 1306. Der-tien-zes! Ongelooflijk toch? Ja, in onze ogen is het nog een beetje stijfjes geschilderd, maar het is al zo’n enorme sprong voorwaarts ten opzichte van de platte weergaves van de Byzantijnse kunst. Hij is de eerste die mensen contouren geeft, letterlijk en figuurlijk. En de eerste die slapende soldaten schildert – moesten die kerels niet de wacht houden?

Fra Angelico, ruim honderd jaar later, ± 1442. De achtergrond is veel meer uitgewerkt dan bij Giotto. In de buurt van Jezus staan kleine rode bloemetjes in het gras. Het lijken wel bloeddruppels, echo’s van de stigmata op zijn voeten. Hier heeft hij ook een zeis of zoiets over z’n schouder – Maria Magdalena dacht namelijk in eerste instantie dat hij de tuinman was.

Juan de Flandes, ± 1500. Deze Jan was een Vlaming, maar is, toen hij in de twintig was, naar Castilië vertrokken waar hij tot hofschilder benoemd werd. Daarom staat hij te boek als Spaanse schilder, al vind ik dat zijn Jezus en Maria M. bijzonder Vlaamse koppies hebben. Die houterige halo’s van weleer heeft hij gelukkig overboord gegooid.

Titiaan, 1514. Er komt wat je noemt beweging in en er gebéurt ook echt wat tussen die twee. Ik verbeeld me dat ik de band kan zien, die ze hadden. Door de manier waarop Jezus haar probeert te ontwijken zie ik opeens dat hij haar echt uit liefde op afstand houdt. Ik vind ze ook zo mooi, allebei. Die boom lijkt een beetje raar door z’n hoofd te gaan, maar hij wordt er als het ware door omhoog getrokken, als voorbode van zijn hemelvaart, terwijl zij dicht bij de grond blijft, letterlijk op de aarde. Het is een prachtige boom, een echte Titiaan-boom. Overigens is het gebladerte bruin doordat zijn oorspronkelijk groene verf verkleurd is, niet door zure regen.

Paolo Veronese, ± 1530. Nog één halo’tje dan, maar zeker niet houterig – dit is echt een lichtende Jezus. Hier maken honderd jaar wel een heel verschil. Veronese past zijn prachtige pastelkleuren toe, speelt met licht en donker, voegt een groepje ontredderde engelen toe op de achtergrond, en Jezus heeft al een behoorlijk gespierd lijf. De Renaissance ten top. Bijna alle figuren bij Veronese hebben kolenschoppen van handen – dat vond ‘ie zeker mooi.

Hans Holbein de jonge, ± 1530. Holbein was een Duitser, maar begon zijn carrière in Zwitserland. Daarna reisde hij naar Frankrijk, mogelijk met de bedoeling om daar hofschilder te worden. Dat lukte niet, maar in 1526 ging hij naar Londen en daar, aan het hof van Hendrik VIII, lukte het wel. En hóe. Het is verleidelijk om melig te doen over zijn Noli me tangere – Jezus ziet er uit alsof hij aan karate doet, MM lijkt bang te zijn dat hij haar oliekruik af wil pakken, en je vraagt je ernstig af hoe de engelen in die donkere tombe aan zo veel licht komen. Maar dat is flauw want het is wel een heel mooi schilderij, waarin op geraffineerde wijze het hele verhaal in beeld gebracht is.

Lavinia Fontana, 1581. Hier is Jezus weer aan het tuinieren, met een knoert van een schep en met een rare, rustieke hoed die als een vliegende schotel boven z’n hoofd hangt, naar één kant. Ik vind het wel een leuke man – een beetje mollig, beetje pafferig zelfs. Half gemoedelijke huisvader, half maffioso. Misschien heeft Lavinia’s echtgenoot, Gian Paolo Zappi, wel model gestaan. Die schilderde zelf ook, maar heeft zijn eigen carrière opgegeven om voor het huishouden en de kinderen te zorgen, zodat zij haar volle aandacht aan haar kunst kon geven. Wow! Mannen, horen jullie dat?

Abraham Janssens en Jan Wildens, ± 1620. Twee Antwerpse schilders die dit samen gemaakt hebben – Janssens de figuren en Wildens het landschap (hij werd gezien als dé landschapsspecialist en heeft voor verschillende tijdgenoten achtergronden geschilderd). Als ik het verhaal niet kende zou ik hier een heel andere uitleg aan geven – dan zou ik denken dat het groentestalletje van die mevrouw door een blote hork met een schop omver gelopen werd. En ik zou ontzettend met haar te doen hebben.

Rembrandt, 1638. ‘Christus en de heilige Maria Magdalena bij de tombe’. Dit is het enige schilderij in dit stukje dat officieel een andere naam heeft. Het is weer typisch Rembrandt: dat licht, die woeste natuur, de uitdrukking van de figuren – je ziet de verwarring op hun gezichten en in hun lichaamstaal. En kijk eens hoe die engel erbij zit! Zelden zo’n benaderbare engel gezien. Die mensen die daar linksonder weglopen zijn een stuk mysterieuzer.

Simone Cantarini. Of is het Daniel Seiter? Ik kom er niet helemaal achter door wie dit nou gemaakt is, wel wanneer: ± 1648. Cantarini was een leerling van Guido Reni, hij studeerde en werkte bij hem in Bologna. Tot ze slaande herrie kregen. Daniel Seiter was een Venetiaan die, succesvol als hij was, overal, van Tirol tot Rome, opdrachten binnen sleepte. Deze Noli me tangere hangt nu in het museum Schloss Schleissheim, in Beieren. Wie het ook gemaakt heeft, ik vind het prachtig. Hij zo zorgzaam, zij zo verwachtingsvol – het is ongelooflijk intiem, minnaars op weg naar bed. Maar wij weten wel beter – door de titel, en door die paar subtiele verwijzingen: die stok in zijn hand, kennelijk van tuingereedschap, haar oliekruikje – hèt symbool van Maria Magdalena, zijn blauwe mantel (omdat blauwe verf zo peperduur was, werd die bijna alleen gebruikt voor goddelijke figuren, voornamelijk voor de heilige maagd). En dan die hand . . . op bijna alle schilderijen heeft Jezus die ballethandjes. Het verhaal vertelt hoe hij MM gezegend heeft, vandaar. Het valt me overigens op dat zij haar handen ook vaak zo houdt. Maar hier niet.

Jules Valadon, tweede helft 19e eeuw. Ik heb dit gevonden in een catalogus van een Franse kunsthandelaar. Het is klein, ± 20×35 cm, olieverf op een houten paneeltje. Over de schilder kan ik je niet veel vertellen. Hij lijkt geen familie van Suzanne Valadon te zijn. Wel heb ik gelezen dat hij zich nogal onplezierig heeft opgesteld in de Dreyfus-affaire. Dat was die vreselijke kwestie waarin de Franse legerofficier Alfred Dreyfus tot levenslang veroordeeld werd op grond van valse beschuldigingen, en waarin al gauw duidelijk werd dat het om flagrant antisemitisme ging. Het heeft het land min of meer in tweeën gespleten, en deze Jules was een zg. Anti-Dreyfusard. Niet zo best, maar dit schilderij is wel beeldschoon (daar heb je dat dilemma weer). Wie is wie: zít Jezus en stáát Maria Magdalena? Wijst hij haar op die manier af? Of is het omgekeerd: zit zij, gekluisterd aan de aarde, en staat hij rechtop, klaar om op te stijgen?

Er zijn honderden Noli me tangere schilderijen. Allemaal hebben ze iets bijzonders, iets eigens. Van de afbeeldingen in deze post vind ik gek genoeg die Valadon het allermooist, misschien omdat het landschap me doet denken aan de Negev woestijn in de buurt van Arad, in Israel. Het schilderijtje was niet eens onbetaalbaar duur . . . Zou het nog te koop zijn?



VENETIË VERBEELD

Eerst even dit: Het boek ‘Giuseppina della Laguna’ is uit! In een beperkte oplage van tien, vertelt het over een mysterieus meisje dat in de Venetiaanse lagune woont. Bekijk hier de serie. Deze speciale charitatieve uitgave, die € 275 kost, bevat vijf extra foto’s. De netto opbrengst (€ 225) komt ten goede aan het herstel van de schade die de verschrikkelijke overstroming van Venetië veroorzaakt heeft, nu precies een jaar geleden.

Voel je je verbonden met deze anders-dan-alle-andere stad en overweeg je een bedrag te doneren? Dan is dit wellicht hèt moment om dat te doen en bovendien een uniek boekje te ontvangen, met de hand geprint, genummerd en gesigneerd – met oprechte dank. Stuur ons een mailtje en we gaan het in orde maken.

Tot zover het reclameblok, terug naar het reguliere programma.

LALALALALALA

DE STAD IN DE KUNST

“There was neither the symmetry nor the richness of materials I expected,” aldus een teleurgestelde Britse bezoeker van Venetië in 1774. Hij had de schilderijen van Canaletto (Giovanni Antonio Canal, 1697-1768) gezien en moest tot zijn schrik constateren dat die wat je noemt een loopje had genomen met de werkelijkheid.

Canaletto was een hit in het 18e-eeuwse Engeland. Hij had thuis, in Venetië, kennis gemaakt met John Smith, een Engelse kunstverzamelaar, die het merendeel van Canaletto’s werk aanschafte en in 1763 doorverkocht aan de Britse koning George III. (Het gevolg daarvan is overigens dat de stad Venetië nog slechts twee Canalettos in bezit heeft, en de Engelse Royal Collection er in stíkt, net als The Wallace Collection, ook in de UK.) Canaletto werd naar Londen gehaald en maakte daar nog talloze stadsgezichten, oftewel ‘vedute’ – veduta betekent in het Italiaans ‘gezien’.

Het loopje dat Canaletto nam met de werkelijkheid is voer voor kunsthistorici. Er is nogal wat discussie over zijn werkwijze: gebruikte hij een camera obscura om zijn voortreffelijke lijnen en perspectief op het doek te krijgen? Of maakte hij een onder-tekening met potlood en linialen? Dat laatste is zeker, zichtbaar met IR-onderzoek. Maar het één sluit het ander toch niet uit? Over die camera obscura wordt altijd een beetje moeilijk gedaan, alsof het iets onfatsoenlijks is. Ik snap dat niet zo goed. Ik ga er een keer een aparte post aan wijden. Nu eerst terug naar de vedute en de al dan niet realistische weergave. Ikzelf vind het helemaal niet erg dat de vedutisti de werkelijkheid naar hun hand zetten – al is het maar om de kijkoefening die er in verpakt zit.

Bij deze twee Canalettos, allebei gemaakt in de jaren ’20 van de achttiende eeuw, kan je goed zien welke vrijheden hij zich permitteerde. Wij kijken uit over min of meer hetzelfde stukje stad, maar bij de afbeelding hieronder heeft hij de treden van een brug tegen het gebouw geplakt – ik vermoed dat het de brug is die zich ‘achter’ ons bevindt, voorbij het Dogepaleis. Welja joh. De kerk met die witte koepels is de Santa Maria della Saluta (van de Gezondheid), gebouwd na een verschrikkelijke pest-uitbraak. Het gebouw met die bal er bovenop is de Dogana, het douanegebouw. Beiden prominent aanwezig in negen van de tien Vedute, en in werkelijkheid een stuk verder uit elkaar. Maar dit werkt wel beter qua compositie.

LALALALALALA

LA

LALALALALALA

Francesco Guardi is de andere beroemde Venetiaanse stadsgezichtenman. Vijftien jaar jonger dan Canaletto, lid van een grote schildersfamilie. Dit is zijn weergave van de Tre Archi brug over het Canale di Cannareggio. Ik ben die brug bijna dagelijks over gelopen, mijn flatje was er ongeveer naast, en ik kan je verzekeren dat het water lang niet zo breed is als hier bij Guardi. En de brug buigt niet af, die is kaarsrecht. Hij staat haaks op de al even rechte gracht.

LA

Bernardo Bellotto, ±1738. Canal Grande. Het palazzo links, met dat houten puntdak, is Ca’ Rezzonico in aanbouw. Midden achter zie je de toren van de Basilica dei Frari met daarvoor Palazzo Balbi, tegenwoordig de zetel van het regionaal bestuur. Dat klopt wel allemaal. Maar het licht? Daar klopt weer eens geen bal van. Komt het nou van rechts (het oosten) of van voren? Hij heeft het wel mooi geschilderd, met die woeste, beetje impressionistische lucht en al die oplichtende details. Die boot daar rechts is geweldig, hij heeft een dakterrasje!

LA

James Holland (± 1840) heeft waarschijnlijk op een bootje zitten schetsen. Die meerpaal helemaal rechts suggereert dat hij aan de wal zit, maar dat zou dan op Giudecca moeten zijn en dat kan niet, dat is veel verder weg. Nou staan er overal meerpalen middenin de lagune maar déze staat er nu zeker niet meer omdat ze het hele kanaal van Giudecca uitgediept hebben voor die stomme cruise-schepen. Accuraat of niet, hij heeft wel twee exemplarische kleuren van Venetië te pakken – dat zalmroze en het turquoise. Hoewel het Dogepaleis, rechts, niet roze maar meer beige-achtig is. Nou ja.

LA

JMW Turner (±1841). Zelfde plek, maar van de andere kant gezien. Een recensent zei over dit schilderij: “Venetië is gebouwd om door Turner geschilderd te worden”. Echt wel. Turner heeft hier een paar onverklaarbare details toegevoegd – die unit in het midden, het lijkt wel een soort citaat van de San Marco. Géén idee wat het is. En daar rechtsonder, voor die twee hele kleine hondjes, wat ligt daar? Een revolver? En een hele grote sinaasappel? En een Chinese vaas?

LA

Nog een Turner, ook ca. 1840. De lagune bij zonsondergang. Daar heb je die kleuren weer. Ik kan wel janken zo mooi, en voor mij ook zo ontzettend Venetiaans. Toen ik voor het eerst in Venetië aankwam was de lucht vol reusachtige roze, oranje en rode vlammen. Turner to the max. Later zou ik vaak op de kade zitten, aan de noord-west kant van de stad, kijkend naar de lagune bij zonsondergang. En dan zag ik dit.

LA

John Singer Sargent. 1904. Wéér die kleuren! En wéér een van mijn helden! Wéér dezelfde plek, vanaf dit keer een heel ander standpunt, maar waarschijnlijk wel weer vanuit een bootje geschilderd. Het is al lekker druk bij het dogepaleis. Rechts zie je de beruchte zuilen waar geen Venetiaan tussendoor zal lopen, dat brengt ongeluk. Oorspronkelijk was dat de executieplaats, vandaar.

LA

Singer Sargent had ook de andere kleuren van de stad gezien: ‘Venice in grey weather’, ± 1880. Die jaartallen doen er eigenlijk niet veel toe – er verandert immers nauwelijks iets daar. Kijk maar eens hier, op de live webcam.

LA

Aan de hand van James McNeill Whistler draaien we een halve slag om. ‘Nocturne in Blue and Silver’. Ook uit 1880. Adembenemend.

LA

Walter Sickert 1935. ‘Variations on Peggy’. Je denkt natuurlijk meteen aan Peggy Guggenheim en haar beroemde kunstcollectie, maar dit gaat over Peggy Ashcroft, de actrice. Die Sickert, daar wil ik nog een keer uitgebreider over schrijven. Prachtig werk, beetje onguur type. Mogelijk zelfs héél onguur – maar daar is hier niets van te zien, alleen maar een prachtig, intrigerend beeld, duidelijk beïnvloed door de fotografie, en alweer die kleuren . . .

LA

Tot slot nog even terug naar Turner. Dit is zijn hommage aan Canaletto, de aartsvader, de oppergod van iedereen die ooit Venetië in beeld gebracht heeft. Links, bij die muur, zie je hem achter zijn ezel staan.

Signore Canaletto, Turner, Sargent et al – grazie. Grazie mille!

LA

LA


Mevrouw Potifar.

Jaren geleden kwam ik een kennis tegen die vroeg waar ik aan werkte. Ik vertelde dat ik bezig was met een serie over de vrouw van Potifar. Haar reactie was: “O, dat krèng!” De tranen schoten me in de ogen. “Ze ís geen kreng!” Ik hecht me namelijk altijd enorm aan de figuren die ik fotografeer. En dat zijn nóóit krengen.

Het is maar een akelig verhaal, van Zuleika. Want zo heette zij. Zij was uitgehuwelijkt aan Potifar, een vieze dikke ouwe uitgezakte – had ik zo gedacht – hoge piet aan het hof van de farao. Toen Jozef daar zijn opwachting maakte werd zij hopeloos verliefd op hem. Dat was zó’n  zelfingenomen en verwend ettertje, dat zijn broers hem in een put gedonderd hadden. Zij wilden hem een lesje leren – zij overwogen zelfs hem te vermoorden. Tenslotte hebben ze hem verkocht aan een langstrekkende karavaan, die hem meegenomen heeft naar Egypte. En zo was Jozef daar aan het hof beland. Officieel als slaaf, maar al gauw had hij het tot vertrouweling van de farao geschopt. Een jaar lang kwam hij iedere dag bij Zuleika op bezoek, misschien wel flirtend als een gek, maar hij raakte haar niet aan. Op een kwade dag hield zij het niet meer, en volgens het – gruwelijk moralistische – verhaal gréép zij hem. Hij vluchtte de kamer uit en vergat zijn mantel (die ‘Technicolor Dreamcoat’, je weet wel). In haar vertwijfeling betichtte Zuleika hem van aanranding, waarna hij in het cachot gegooid werd. Om vervolgens binnen de kortste keren weer vrijgelaten te worden en eerst tot dromenduider en later zelfs tot onderkoning benoemd te worden. Arme Zuleika kon geen kant meer op.

De vrouw van Potifar is van oudsher een hartstochtelijk geliefd onderwerp voor kunstenaars. Ongetwijfeld omdat ze dan met goed fatsoen een lekkere (blote) meid konden schilderen, terwijl zij zich ondertussen verschansten achter de moraliteit. Over vrouwelijke seksualiteit werd immers niet gesproken – dat was iets om in het geniep van te genieten en in het openbaar te ontkennen. Het was uitsluitend iets voor ‘krengen’.

Een Hebraïcus vertelde mij dat hij tijdens zijn studie de instructie kreeg om het verhaal van Zuleika (Genesis 39) over te slaan. Moet je nodig doen, universiteit! Dan weet je zéker dat al je studenten het lezen.

Meester van Affligem, ± 1500. Een schilder waar werkelijk bijna niets over bekend is, behalve dat hij uit Vlaanderen kwam en zes tondi, ronde schilderijen, over het leven van Jozef gemaakt heeft – daarom wordt hij ook ‘Meester van Jozef’ genoemd. Hier vertelt hij de hele episode met Zuleika in één beeld: ze pakt ‘m (met een extreem moederlijke blik in haar ogen); rechts van de bedstee wijst zij op ‘bewijsstuk A’. En daarachter zie je hoe Jozef gevangen genomen wordt.

Pieter Coecke van Aelst, 1540. Het lijkt William Blake wel! Maar het is driehonderd jaar eerder gemaakt. Mevrouw P. heeft echt modern haar – ze hebben sowieso allebei heel moderne gezichten. Het is een ongelooflijk dynamisch schilderij. Ook hij schildert in de achtergrond het verdere verloop van het verhaal.

Een anonieme schilder, ietsje later dan Coecke van Aelst, en ietsje onhandiger geschilderd. Maar wel ontzettend grappig om te zien hoe het hele huishouden in ontreddering geraakt. En die kruiken steeds maar weer voor het bed? Ja hoor. Seksuele symbolen.

Een gravure van Harmen Jansz Muller, naar Maarten van Heemskerk, ± 1600. Hmmm. Ze is wèl lelijk, deze mevrouw Potifar. En het stikt daar in dat huis van de enge monsters. In dit geval begrijp ik Jozef wel.

Ludovico Cigoli, 1610. De Italiaanse barokschilders konden geen genoeg krijgen van ons verhaal. Ze hebben het allemaal afgebeeld, steeds maar opnieuw. Met modellen die allemaal dezelfde, beetje weeë blik hebben. Ik heb Cigoli uitgekozen vanwege die waanzinnige schoenen. 

De wellustigste Zuleika is van Rembrandt (1634). Zijn Jozef staat ook duidelijk in tweestrijd. Kortom, ze zijn verreweg het meest menselijk. Wat mij betreft weer een bewijs van Rembrandts genie, deze ets.

Kostuumontwerp van Léon Bakst voor het ballet La Légende de Joseph. Uitgebracht in 1914 door Les Ballets Russes, het gezelschap van Sergei Diaghilev. De muziek was van Richard Strauss. Over waanzinnige schoenen gesproken! Het zijn koturnen, oorspronkelijk ontstaan in het Griekse theater, later vaak gedragen door Venetiaanse hoeren, maar zelden gebruikt in balletvoorstellingen. Het danst bijzonder beroerd in die dingen.

India, 1888. Het verhaal wordt uitgebreider verteld in de Koran. Daar wordt Zuleika ook met name genoemd. Er wordt beschreven hoe zij Jozef aan haar vriendinnen voorstelt. De vrouwen, die sinaasappeltjes zitten te schillen, zijn zó onder de indruk van zijn schoonheid dat zij zich collectief in de vingers snijden. Het schijnt nogal een bloedbad te zijn geweest. Ontzettend sympathiek dat er begrip opgebracht wordt voor hun gevoelens!

Tot slot mijn eigen Zuleika, vertolkt door de prachtige Anna Drijver (2005). Er gaan hardnekkige geruchten dat Potifar een eunuch was. Wat een rotleven moet die meid gehad hebben – en dan ook nog duizenden jaren lang als kreng te boek staan . . .

Mooie, dappere Zuleika, ik vind je geweldig!


Een tussenstandje.

Het was een beetje stil hier, sorry. Heb héél hard aan mijn Venetiaanse meisje gewerkt (meer hier). Het is af!

Gedurende de maand november is een speciale uitgave van het boekje beschikbaar, waarvan de netto opbrengst naar het herstelfonds van de stad Venetië gaat, e.e.a. in samenwerking met de Poorters van Venetië – een organisatie die voorlichting geeft over, en fondsen werft voor, restauratieprojecten in de stad.

Ik zal tegen die tijd wat meer details geven. Nu alvast een voorproefje.

En zeer binnenkort weer een fatsoenlijke post. Hoewel, het onderwerp deze keer is wat minder fatsoenlijk. En dús leuk. Watch this space!


BLM.

Ik las laatst een bericht waarin iedereen werd opgeroepen om aandacht te besteden aan de Black Lives Matter beweging. Dat doe ik graag.

Minderheden in de kunst is een ingewikkeld onderwerp. Ik behoor zelf tot een minderheid, en ik denk dat we allemaal hypergevoelig zijn. Terecht, vrees ik. De wereld is vol beeldmateriaal waarin zwarten, Joden, gays, Aziaten, Roma, Sinti, oorspronkelijke volken – ga maar door – afgebeeld worden als karikaturen. Dat doet pijn. Niet dat wij ter plekke dood neervallen (dat regelen anderen) maar als je jezelf, je voorvaderen, je ‘landsleit’ afgebeeld ziet als een griezel, dan doet dat wat met je geest. Ik ben aan het denken gezet door de recente ontwikkelingen, dus ben ik in de kunstgeschiedenis gedoken. Je wordt er niet vrolijk van. Er zijn werken die waarschijnlijk geen kwade bedoelingen hebben, zoals het portret door Gerard Dou van een jonge zwarte man met een tulband (1635). Of Rembrandt’s ‘Joodse Bruidje’ – dat vermoedelijk zo heet omdat het Isaac en Rebecca voorstelt (1665). Als kind wist ik niet goed wat ik van de titel moest denken, ik vroeg me af waarom haar wel of niet Joods zijn belangrijk was en voelde me ongemakkelijk. Nog steeds. Dan is er het schilderij (uit 1778, meestal toegeschreven aan Johan Zoffany) van Dido Elizabeth Belle, de buitenechtelijke dochter van een Britse marine-officier en een Afrikaanse vrouw, mogelijk een slavin. Dido werd naar Engeland gestuurd waar zij werd grootgebracht door de adellijke oom van haar vader. Deze schilderijen zijn redelijk koosjer, vermoed ik. Hoop ik.

0. combi BLM
Lady Elizabeth Murray and Dido Belle, once attributed to Zoffany

Maar het is alleen maar erger geworden. Vanaf de 17e eeuw werd de slavenhandel volledig geïnstitutionaliseerd, antisemitisme zit letterlijk al duizenden jaren verankerd in het Christendom, en het resultaat is dat vandaag-de-dag onze beleving van discriminatie aan inflatie onderhevig is. Hoe kan je NIET woedend worden om het onrecht van de geschiedenis, het verleden èn het heden? Onlangs noemde Geert Wilders de grote BLM demonstratie op de Dam een “linkse” bijeenkomst. Wat? Is tegen racisme zijn partijgebonden? Is het ‘links’ om voor je kinderen te zorgen? Om van je ouders te houden? Dit gaat over menselijkheid. En nu ik toch bezig ben: het is compleet, volledig, totaal onvergeeflijk dat de ene minderheid de andere discrimineert. Wij moesten godverdorie beter weten. Ok. Terug naar de kunstgeschiedenis.


1. Jan_Steen InterieurJan_Steen_and_the_Family_of_Gerrit_Schouten 1663

Jan Steen, 1663. Interieur met Jan Steen en de familie van Gerrit Schouten. Familieportret van van een welvarende bierbrouwer, vol typisch 17e-eeuwse weelde. Inclusief een slaaf. Met de gebruikelijke verwijzingen naar onze sterfelijkheid, en eveneens met Jan Steen zelf, zoals altijd. Dat is het verraderlijke – ondanks de luxe, is het allemaal zo gewóón.


2. Walgelijke stoelen Ca' R

18e-eeuwse stoel, Ca’ Rezzonico, Venetië. Zwarte figuurtjes dienen als stoelpoten. Walgelijk.


Slaves on the West Coast of Africa, c.1833 (oil on canvas)

François Auguste Biard, ca 1833. Slavenhandel, Sierra Leone. Biard reisde door Afrika, en met zijn schilderijen stelde hij praktijken aan de kaak waar hij getuige van geweest was. De Franse slavenhandel was toen nog legaal.


4. Slave trader's business in Atlanta, Georgia, 1864

Winkel van een slavenhandelaar in Atlanta, Georgia. 1864. Mijn maag draait er van om.


6. Thomas_Rice_playing_Jim_Crow_in_blackface_New_York_City_1833

Tussen 1866 en 1870 kregen alle Amerikanen (d.w.z. de mannen) stemrecht, inclusief de bevrijde slaven. Maar deze regeling ondervond zó veel tegenstand, dat alles in 1877 werd teruggedraaid met de z.g. Jim Crow wetten, genoemd naar een ‘blackface’ figuur. Pas in 1965 werd nieuwe wetgeving ingevoerd die algemeen kiesrecht voor zwarte Amerikanen mogelijk maakte en er zijn vele meldingen van gevallen waarin dit nog steeds niet naar behoren functioneert. Zo zie je maar dat klokken wel degelijk worden teruggedraaid, telkens weer. De verkiezing van Obama wordt een steeds groter wonder.


7. Gordon Parks Ella Watson (american gothic) 1942

Gordon Parks, Ella Watson, 1942. ‘American Gothic’, in een verwijzing naar het schilderij van Grant Wood. Ms Watson was een schoonmaakster in een van de regeringsgebouwen in Washington DC. Haar man was per ongeluk bij een schietpartij om het leven gekomen, twee dagen voor de geboorte van hun dochter. Diezelfde dochter stierf achttien jaar later in het kraambed en Watson werkte zich te pletter om haar kleinkinderen groot te kunnen brengen. Het oudste kind was verlamd. Gordon Parks heeft haar bittere bestaan zorgvuldig vastgelegd in een kleine honderd foto’s. Zeer de moeite waard.


5. Erwitt N.C. 1950. Segregation Fountain

Elliott Erwitt, Segregation Fountain. North Carolina, 1950. Toen Erwitt deze foto maakte was rassenscheiding nog legaal en dat zou het nog 14 jaar blijven. In de vroege jaren zestig was ik een klein meisje. Mijn moeder en ik woonden in de staat New York, in een groezelig apartementje. Gelukkig kwam een meisje helpen met de schoonmaak. Ze bleek pas veertien jaar te zijn, en ze had haar pasgeboren baby bij zich. Ze was net naar het noorden gekomen vanuit de Carolinas, op een veewagen. De baby moest een schone luier hebben, en zij legde het kind op de grond. Mijn moeder pakte het natuurlijk op en legde het op haar bed. Het meisje bestierf het zowat, en riep: “I can’t put my baby on no white man’s bed!” Een paar dagen later zaten we in de bus, in New York City. Er kwam een oude mevrouw binnen, een zwarte mevrouw. Zij hinkte en ik stond op. De hele bus keerde zich tegen ons en we zijn naar buiten gevlucht.


8. Kwame Akoto-Bamfo

Een sculptuur van de Ghanese kunstenaar Kwame Akoto-Bamfo, geïnspireerd door het Akan gebruik om portretten van de doden te maken. Probeer alsjeblieft deze ongelooflijk indrukwekkende video te bekijken, het gaat je door merg en been.

https://www.bbc.com/news/av/world-africa-48744703.

Dit zijn zo maar een paar beelden, uitsluitend gekozen om hun zeggingskracht. Het zijn druppels op een gloeiende plaat, helaas zal dit stukje geen grote veranderingen teweeg brengen. Maar ik moest toch m’n hart luchten. Laten we dat allemaal blijven doen.


Gothic.

Voor de Nederlanders was de achttiende eeuw het tijdperk niet. We hadden het moeilijk destijds, we hadden oorlogen gevoerd en verloren, de VOC lag op z’n gat. Wèg wereldheerschappij. Wij zijn gewoonweg met onze kop onder het kussen gekropen en we hebben alle frivoliteiten, al die beeldschone kwikjes en strikjes aan onze gekwetste Calvinistische neus voorbij laten gaan. Misschien hebben we daar niet eens zo stom aan gedaan, je kan ook niet eindeloos, tegen beter weten in, blijven beweren dat je eigenlijk nog steeds de machtigste bent (I’m looking at you, Britain). Overigens gingen we wel gewoon door met onze koloniale praktijken maar dat maakt het alleen maar erger. Qua kunst stelde het in ieder geval allemaal weinig voor.

Waarom begin ik hier over? Waar wil ik naar toe? Naar de Romantiek. Alweer. Die enorme, overdonderende stroming die in de 18e eeuw begonnen is, onmiskenbaar een reactie op het rationalisme van de Verlichting. En deze keer blijft het niet bij woeste landschappen – vandaag wordt het echt eng. Lékker eng.

In 1764 schreef de jonge Horace Walpole, de zoon van de Britse premier, een roman: The Castle of Otranto. Het schijnt een matig boek te zijn, maar het wordt wèl beschouwd als de eerste ‘Gothic Novel’. En daarmee is het de start van een nooit meer weg te denken stroming binnen de Romantiek. Gothic – een Engelse term voor een internationaal cultureel gegeven. Aanvankelijk minachtend gebruikt, maar rond het midden van de 18e eeuw verschoof de betekenis. Kunsthistorici kregen meer aandacht voor het eigene van de gothische bouwkunst – de betekenis ‘middeleeuws’ bleef, de negatieve connotatie verdween. Ook ontstond de associatie met het bovennatuurlijke, de Duistere Middeleeuwen vormden immers een uitstekend decor voor een wereld vol spoken, vampiers, ondoden, en drommen onschuldige slachtoffers.

Vanaf het begin van de 19e eeuw had al dat gegriezel een al dan niet onvoorzien neveneffect: een oogverblindende esthetiek. Schilderkunst was natuurlijk een ideaal medium om de Middeleeuwen, de Arthur-legendes, griezel-elementen, enfin, alles wat Gothic kenmerkt, uit te beelden. Ook het theater – Shakespeare werd herontdekt en het klassieke ballet was in opkomst – bood ongekende mogelijkheden om het bovennatuurlijke tot leven te wekken.

In met name Groot-Britannië was men niet te beroerd om zelfs Gothic-style te wonen. Ten tijde van koningin Victoria werden hele wijken gebouwd die zó onderdak zouden kunnen bieden aan de fantomen en de verdoemden. Geestverschijningen, berichten uit het hiernamaals en huisspoken werden er gratis bij geleverd.

Joseph Wright of Derby, 1768. ‘The experiment with the air pump’. Ik zei toch dat ‘ie terug zou komen? Dit is Gothic in de hoedanigheid van ‘Angst voor de Wetenschap’. Het lijkt allemaal reuze rationeel, maar de wetenschapper is onmiskenbaar knetter, het licht jaagt ons de stuipen op het lijf en het weer werkt ook niet mee.

Henry Fuseli, 1793. Hamlet. Eén van de vele Shakespeare scènes door deze Zwitsers/Britse schilder. Shakespeare vulde bijna al zijn stukken met fantasie-wezens (geen wonder dat hij herontdekt werd). In deze scène trekt de rebelse jonge prins van leer tegen zijn moeder, in een poging zijn vermoorde vader te wreken. Diens geest verschijnt onmiddellijk om hem tot bedaren te brengen. Ik vind de uitdrukking op zijn dode gezicht geweldig: “Wat móet ik met dat heethoofd? Vader is niet boos, vader is verdrietig.”

Nog een Fuseli. ‘De Nachtmerrie’, 1781. Ongetwijfeld zijn beroemdste schilderij. Het paard in kwestie staat links, met dezelfde enge ogen als Hamlet Sr.

Dit is William Blakes ‘Geest van de Vlo’, 1820. Blake, de visionair die in zijn schilderijen en gedichten door de wereld (en de tijd) reisde maar in werkelijkheid Londen nooit uit geweest is. Bij leven werd hij niet erkend maar nu wordt hij gezien als geniale Einzelgänger, ultiem Gothic.

Caspar David Friedrich. Nog een oude bekende. ‘De abdij in het Eikenwoud’, 1810. Bij ieder schilderij dat ik uitkies, denk ik: “Meer Gothic dan dit wordt het niet”, en in dit geval schrijf ik het ook gewoon op. Waanzinnig, toch? Eveneens te gebruiken voor een hele, hele, héle enge versie van het Zwanenmeer.

Théodore Géricault, 1818, Het vlot van de Medusa. Gothic verslaggeving. In 1816 leed het Franse fregat de Medusa schipbreuk. De gebeurtenis veroorzaakte een flinke rel – de kapitein heeft zichzelf in veiligheid gebracht, maar zijn bemanning kwam met z’n hondervijftigen op een krakkemikkig vlot terecht, waar ze weken op rondgedobberd hebben. Slechts 15 hebben het overleefd, voornamelijk door hun dode vlotgenoten op te eten. Géricault laat het moment zien waarop aan de horizon een stipje zichtbaar wordt: het schip dat redding zal brengen. Als goed kind van zijn tijd overgiet hij de werkelijkheid met een dikke, hóóg romantische saus. Hij leidde trouwens zelf ook wel een romantisch (zeg maar gerust Gothic) leven: zijn atelier stond vol met half-ontlede paarden en mensen, hij schopte zijn tante met kind, hield zich daarna schuil in Italië, schilderde een serie portretten van psychiatrische patienten, en ging dood op z’n 32ste, waarschijnlijk aan syfilis.

7 Hunt,_William_Holman_—_Isabella_and_the_Pot_of_Basil_—_1867

William Holman Hunt, Isabella en de pot basilicum, 1867. Een van de oprichters van de Pre-Rafaelitische Broederschap. Die jongens zijn de vleesgeworden ziel van Gothic. Zij krijgen een apart stukje, maar dit schilderij wurm ik er hier vast in. Dit is Isabella, oorspronkelijk uit de Decamerone, die het afgehakte hoofd van haar geliefde verstopte in een pot basilicum. Maar natuurlijk. Holman Hunts vrouw stierf in het kraambed, desondanks, of juist daarom, gebruikte hij haar hier als model.

8 ieuw! dooie dracula (?).jpg

Het nieuwe medium fotografie kon natuurlijk niet achterblijven. Ideaal om dooien te vereeuwigen! Lijken werden helemaal opgetut en dan werd de fotograaf erbij gehaald. Er gaat trouwens een hardnekkig gerucht dat alle personen op de vroegste foto’s in feite lijken waren, in verband met de idioot lange belichtingstijden. Maar waarschijnlijk is dat een broodje aap. In ieder geval ziet de figuur op deze foto er wel erg dood uit. Hoewel, ik heb ooit een student gehad die mij vertelde dat hij in een doodskist sliep. Superleuke jongen, goede fotograaf. En heerlijk Gothic.


Venetië.

Ik was eigenlijk niet van plan om over mijn eigen werk te bloggen. Maar mijn altijd meedenkende echtgenoot zei: ” Je begint aan een nieuw project, doe het nu maar wèl.” Dus – komt ‘ie.

Eerst een korte toelichting. Vorig jaar herfst ben ik, in m’n eentje, een maand naar Venetië gegaan. Ik wou een fotoserie maken over een 17e-eeuwse Venetiaanse dichteres, Sarra Copia Sullam. Dat wil ik nog steeds, maar het plan staat even ‘on hold’, er zijn twee andere projecten – vrouwen – tussendoor gekomen en die moeten eerst. In november heb ik die vrouwen ontmoet, de één is een prachtige prostituée met een verbijsterend verleden, de ander is een klein meisje. Met haar ga ik beginnen. Dit is het verhaal:

Toen ik voor het eerst over het Canal Grande voer, zag ik ergens in een porta d’aqua een klein meisje, dat een ander meisje troostte. Ze zaten er niet echt, dat wist ik ook wel, maar toch. Ik zag haar nog vaker, dat kleine troostertje, en ze liet me niet los. Ik wist het zeker: zij móest bestaan.

Drie jaar later was ik er weer. Ik moest nog steeds aan het kleine meisje denken – en toen kwam ik haar tegen.

Haar naam was Giuseppina Gabriel Carmelo. Zij is op 29 november 1904 om het leven gekomen bij een boot-ongeluk. Zij zat met een aantal vrouwen in een gondel die ‘s avonds, in dichte mist, overvaren is door een vaporetto, ergens tussen Murano en San Michele. De lichamen van de vrouwen zijn tenslotte allemaal gevonden, maar niet dat van Giuseppina. Wel kan je soms ‘s nachts, in de mist, een kleine doodskist zien drijven met op de hoeken vier brandende kaarsjes. Op die manier waarschuwt en beschermt Giuseppina de boten die bij tij en ontij op de lagune moeten zijn. Zij kan ieder die het maar nodig heeft in Venetië komen helpen en troosten.

Mijn hoofd begint te tollen als ik het verhaal van Giuseppina lees. Daar is ze! Terug te vinden in iedere bloemlezing van Venetiaanse spookverhalen. De inwoners van La Serenissima gaan er prat op dat zij de meeste griezel-legendes ter wereld hebben. Sommige zijn echt doodeng en eigenlijk vind ik dat mijn kleine meisje er niet tussen hoort. Enfin. Ik wil achtergronden schieten, zodat ik er later een model in kan monteren – m’n gebruikelijke werkwijze. Maar deze reis, en deze projecten, lopen niet 100% soepel (ikzelf trouwens ook niet, hobbel rond met een kruk vanwege een geblesseerde achillespees). Ik zal je de details besparen.

En toen werd het 12 november 2019. De hevigste overstroming in 53 jaar. Het was verschrikkelijk en het stonk als de hel. De ijskast van de benedenbuurvrouw liep vol met poepwater, de bovenbuurvrouw schoot te hulp en ik paste op haar slapende kind. Had Giuseppina waarschijnlijk geregeld.

Terug in Amsterdam komen de beelden in m’n hoofd. Ik mis een paar achtergronden, maar dat maakt niet uit, ik ga toch gauw terug. Dàt had ik gedacht. Ik flikker van m’n fiets, kneus een rib, er heerst opeens een griezelig virus in de Veneto. Ik blijf thuis en ga in lockdown. Eindelijk, na lang tobben, vraag ik Yona Hartogs (een negen-jarige Julia Roberts) of zij wil modellen. Gelukkig zeggen zij en haar moeder ja. Ik naai kostuumpjes en hoedjes, wil naar hun toe rijden maar blijk een lege accu te hebben. Enfin, de ‘jinx’ is er kennelijk nog niet helemaal van af, maar – onwards and upwards!

1 Hier is het gebeurd.jpg

De aanlegsteiger van San Michele, het begraafplaats-eiland. In de achtergrond Murano, dus dit moet dicht bij de plek zijn waar het ongeluk gebeurd is.

2 Casa Willink

Schitterend huis aan de noordelijke lagune, het kijkt uit over De Plek. Het lijkt wel een schilderij van Carel Willink, maar het is geloof ik een feestlocatie.

3 NW meneer

Dit is het noord-westelijkste puntje van Venetië, de meeste mensen kennen dit stukje stad niet. Het is voornamelijk nieuwbouw, maar dat zie je nauwelijks. Het is een beeldschoon woonwijkje. Ik heb het ook alleen maar gevonden omdat mijn Italiaanse lessen daar waren (easyitalianlanguage.com – een aanrader).

4 cute grachtje

Venetiaanser dan dit wordt het niet. Alle elementen zijn aanwezig: een grachtje, bootjes, de ‘altana’ – het dakterras waar de vrouwen vroeger in de zon hun haren bleekten, na ze in urine gedompeld te hebben. Er is een ‘porta d’aqua’, een waterdeur (deze heeft ook nog eens zo’n typisch Venetiaanse puntige omlijsting), de smeedijzeren raambescherming daar links . . . mmmm, prachtig.

5 meerpaal.jpg

Een omgedonderde meerpaal. Ja, dat gebeurt natuurlijk ook. Een maand later lag ‘ie er nog net zo. Dit is overigens ook de plek waar ik m’n kruk in het water heb laten vallen. Met een pijlsnelle greep uit de poep gered! (Een deel van het riool loost nog steeds in de grachten. Je krijgt een boete van €600 als je er in springt.)

6 Campiello onder water

En toen kwam het water. Het was verschrikkelijk. Echt heel erg beangstigend. Het geluid van de sirenes – vier tonen, de hoogste staat van alarm – zal ik altijd blijven horen. Deze opnames zijn van de volgende ochtend, toen het allang niet meer op z’n ergst was. Ben benieuwd of Giuseppina hier nog zal verschijnen, er is veel te doen.

8 de gang the morning after.jpg

Onze donkere gang. Het electra was uitgevallen.

8 the morning after. what a mess.jpg

Twee dagen later, eb. De grote schoonmaak kan beginnen.

Watch this space, ik zal zo nu en dan een tussenstandje geven.


De koningin, de prins en de foto’s.

Op papier was het hoogst onwaarschijnlijk dat de jonge prinses Victoria, geboren in 1819, ooit zou gaan regeren. Maar alle mannelijke troonpretendenten gingen dood, dus was zij op haar achttiende koningin van het Verenigd Koninkrijk van Groot Britannië en Ierland. Dat zou ze bijna 64 jaar blijven, en ondertussen ook nog een keizerrijk verwerven. Haar verhaal, en dat van het tijdvak dat haar naam draagt, is tamelijk uitzonderlijk, en veel te uitgebreid om hier even uit de doeken te doen. Gelukkig staat het internet stampend vol met artikelen over haar dus ik zal me beperken tot deze weetjes en plaatjes.

Victoria’s moeder stelde een idioot streng regime in voor haar opvoeding, het z.g. Kensington Systeem. Het arme kind kon letterlijk geen kant op – ze mocht niet eens de trap af lopen zonder dat iemand haar hand vasthield. Haar moeder sliep bij haar op de kamer totdat Victoria koningin werd op haar achttiende verjaardag. Zij schijnt Mutti diezelfde dag nog er uit gedonderd te hebben. Het was voor haar en voor het land belangrijk dat er een echtgenoot kwam. Ze werd stápelverliefd op haar Duitse neef Albert, en op 10 februari 1840 trouwden zij. Victoria was in het wit, wat niet gebruikelijk was in die tijd, maar de trend was gezet.

Tegenwoordig beschouwen wij het Victoriaanse tijdperk als super stijf en bedompt en preuts, maar Victoria en Albert waren geile aapjes – dat resulteerde in negen kinderen. Het schijnt dat Albert het vreselijk vond om tweede viool te moeten spelen, hij probeerde zoveel mogelijk zijn stempel te drukken op staatszaken. Thuis stelde hij extreem strenge regels in voor de opvoeding van zijn kinderen. Toen Bertie, de prins van Wales en latere koning Edward VII student was, kwam aan het licht dat hij met een Ierse actrice naar bed geweest was. O, schande! Albert reisde onmiddellijk af naar Cambridge om zijn zoon onder handen te nemen. Na terugkomst werd hij heel erg ziek en stierf, pas 41 jaar. Victoria was ontroostbaar, zij hield haar oudste zoon verantwoordelijk voor de dood van haar man. Ze ging in de rouw en is daar haar hele leven lang niet meer uit gekomen, voor altijd in het zwart gekleed.

Victoria is de eerste monarch die gefotografeerd werd. Albert en zij sloten de fotografie, nieuw en modern als die was, echt in hun hart. Zij waren sowieso erg geïnteresseerd in kunst, en betaalden verschillende kunstenaars een jaarsalaris. Ze schilderden zelf ook allebei.

1. Queen-Victoria-Prince-Albert wedding 1840

De trouwfoto, 1840. Zie je hoe snel zij zich lieten fotograferen? Het officiële ‘geboortejaar’ van de fotografie is 1839! (Eigenlijk is de eerste foto al in 1826 gemaakt, maar toch.) En nee – zij knielt niet, ze was gewoon heel erg klein.

2 Roger Fenton Victoria 1854

Roger Fenton’s portret uit 1854 van Victoria met een portret op haar schoot. Van Albert natuurlijk, van wie anders?

3 Queen_Victoria_Prince_Albert_and_their_nine_children 1857

Pappa en Mamma met alle negen kinderen, 1857. Er gaat een hardnekkig gerucht dat Victoria niet van haar kinderen hield. Dat lijkt me wel heel hardvochtig. Ik geloof wèl dat ze het vreselijk vond om zwanger te zijn, maar wie weet hoe moeilijk haar zwangerschappen waren? Wie weet hoe misselijk ze was? Wie weet of Albert haar nog wel begeerde met een dikke buik?

5 Princess_Beatrice_mourning 1862

Het is 1862 en Albert is dood. Victoria ensceneert een foto van haar dochters rondom zijn buste en noemt het ‘Prinses Beatrice Rouwt’. De prinses in kwestie is het onscherpe kleintje, dat kennelijk niet lang genoeg stil kon staan. Maar ze is de baby van de familie, en ze mocht veel meer dan de rest.

6 wedding Bertie and Alex 1863

Trouwfoto van de prins van Wales en prinses Alexandra van Denemarken, 1863. Ik had mijn moeder gewurgd als ze m’n trouwfoto zo verkloot had. Maar mijn moeder was echt héél anders dan Victoria.

4 Sarah Forbes Bonetta 1864

Sarah Forbes Bonetta, 1864. Dit is een verbijsterend verhaal. Sarah was een West-Afrikaanse prinses die, als klein meisje, haar beide ouders verloor in een stammenoorlog. Zij werd tot slaaf gemaakt en, door tussenkomst van een Britse zeekapitein, aan koningin Victoria gegeven (!). Die benoemde zichzelf tot Sarah’s peetmoeder – ik vrees dat zij zich over haar ontfermde alsof ze een schattig klein hondje was . . . maar Sarah kon zo wel die verschrikkelijke start een beetje overwinnen. Zij trouwde met een rijke Afrikaanse militair en kreeg drie kinderen. Ze heeft altijd contact gehouden met de koningin, totdat ze stierf op Madeira, aan tbc. Ze is maar 37 geworden.

7 Carte-de-Visite Victoria and Prince of Wales

Victoria en de prins van Wales. Dit is een ‘carte-de-visite’, de voorloper van onze visitekaartjes. Toen de fotografie enigszins gemeengoed werd, haastte men zich om zich te laten vereeuwigen op een kaartje. Het was de bedoeling dat je ergens aanbelde, je kaartje overhandigde aan de meid/butler/deuropenmaker, en dan kon Monsieur of Madame zien wie er was. En besluiten of ze wel of niet thuis waren. Ik maak me sterk dat koninginnen en prinsen eigenlijk geen introductie nodig hadden en ik kan me ook nauwelijks voorstellen dat ze onverwacht voor je neus stonden.

9 Queen_Victoria_1897 crownjubilee met bruidssluier

Portret ter ere van het gouden jubileum in 1887. Vijftig jaar op de troon. Over haar zwarte rouwkleding heen draagt Victoria haar bruidssluier. Hmmm, ik weet het niet, is dat niet een beetje raar?

Royal Families

Familiebezoek op Balmoral, 1896. Queen Vic in het midden, rechts Bertie. De man met de fliebertjes op z’n jasje is Tsaar Nicolaas II, een verre neef. De doodverdrietige mevrouw links is de Tsarina (voorzag zij wat hun te wachten stond?) en die uiterst merkwaardige baby is Groot Hertogin Olga. Koningin Victoria werd ‘de grootmoeder van Europa’ genoemd, zij was familie van bijna alle gekroonde koppen van het continent.


Kleurenfotografie.

Vanaf de vroegste dagen van de fotografie werden foto’s ingekleurd – met eiwitlazuurverf (op waterbasis) of met olieverven. Een tijdrovend precisiewerkje, zeker als er productie gedraaid moest worden. Eind 19e eeuw ontwikkelde Gabriel Lippmann, een Franse fysicus, een vroege vorm van kleurenfotografie. Hij bedacht een systeem met tegen elkaar aangeplakte reflecterende opppervlakken die, onder invloed van chemie, door lichtbreking en andere natuurkundige processen hun beeld weer vrij konden geven. Het vervelende was alleen dat het beeld slechts op de platen zelf bekeken kon worden – het kon nergens anders op vastgelegd worden, laat staan dat het kopieerbaar was. Desalniettemin heeft Lippmann er in 1908 de Nobelprijs voor natuurkunde voor gekregen.

De gebroeders Lumière, Auguste en Louis, kennen wij vooral als grondleggers van de cinema. Maar – hou je vast – zij geloofden niet dat bewegend beeld toekomst had, en zij stortten zich op de kleurenfotografie. Zij voorzagen de camera van een glasplaat die bedekt was met een heel dun laagje verschillend gekleurd zetmeel. Dat werkte als een soort conversiefilter: het liet dezelfde kleuren door, en hield de complementaire kleuren juist tegen. Hierdoor ontstond bij projectie een verbluffend realistisch beeld. Zij noemden hun vinding “autochrome”. Het principe was overzichtelijk, de uitwerking een stuk minder.

In min of meer dezelfde periode (aan het begin van de twintigste eeuw) – en met grofweg hetzelfde principe als uitgangspunt – had de Russische Sergej Prokudin-Gorskii een procedure ontdekt waarbij hij in razend tempo drie (monochrome) opnames maakte door verschillend gekleurde filters heen. Die projecteerde hij tegelijkertijd, dmv een speciaal daarvoor gebouwde projector met drie lenzen boven elkaar, en met speciaal gekleurd licht; zo wist hij verbluffend natuurgetrouwe kleuren weer te geven. Helaas konden ook hier geen afdrukken van gemaakt worden, maar de Amerikaanse Library of Congress heeft nu zijn volledige archief in bezit en is in 2004 begonnen met de digitalisering ervan. Overigens was De Schot James Clerk Maxwell al veel eerder met een vergelijkbaar procedé bezig. Vandaar dat hij officieel de allereerste kleurenfoto op z’n naam heeft staan, Tartan Ribbon uit 1861:

0. Tartan_Ribbon JCM

Pas na de Tweede Wereldoorlog kwamen er bruikbare consumenten-kleurenfilms op de markt. Al waren die nog lang niet altijd even stabiel, over de hele wereld worden familie-albums bevolkt door verbleekte en/of paars uitgeslagen ooms en tantes. Sinds de opmars van de digitale fotografie verliest de analoge kleurenfotografie snel terrein. Niet verwonderlijk – het is een enorm gecompliceerd proces, waar je veel gespecialiseerde kennis, materiaal en apparatuur voor nodig hebt. Hoe minder vraag daarnaar, hoe minder er van overblijft, en men vermoedt dat over pakweg 20, 30 jaar niemand meer met analoge kleurenfotografie om zal kunnen gaan. Zoals een foto-historicus het zei: “When it’s gone, it’s gone.”

1. Dickens combi credits

In 1859 maakte Herbert Watkins een portret van Charles Dickens. In 2020 kleurde Oliver Clyde het digitaal in, ter ere van de 150ste sterfdag van Dickens op 9 juni. (Kijk eens naar de datum van publicatie! Is dit blog actueel of wat?) Ik las in een commentaar dat dit duidelijk laat zien dat de schrijver een gezonde kleur had, en absoluut niet de stereotiepe bleke binnenzitter van het Victoriaanse tijdperk was. Niks ten nadele van Clyde, maar mag ik dat rubriceren onder het kopje ‘ver gezocht’?

2. Daguerrotypie Atelier E. JacobsEen daguerreotypie van ene E. Jacobs. Het inkleuren vergde kennelijk nogal wat van E, want de ruitjes in de dreumes z’n kleertjes zijn er grof opgeklodderd. Maar het meest krankzinnige is natuurlijk het rekwisiet dat het wurmpje vasthoudt. Jazeker. Een geweer. Ik zal wel bevooroordeeld zijn, maar ik maak me sterk dat dit uit Amerika komt.

4. Autochrome archief Kahn 1914

Autochrome, 1914. Een foto uit de enorme collectie van Albert Kahn, een Franse bankier die zich ten doel gesteld had om door middel van kleurenfoto’s de wereld in beeld te brengen: Les Archives de la Planète. Helaas gooide de beurskrach van 1929 roet in het eten. Op deze foto van een ballonnen-evenement (het lijken wel meloenen!) zie je de korreltjes en de vlekken van het gekleurde maismeel.

3. Gebroeders Lumière

De gebroeders Lumière. Links Auguste, rechts Louis. Dit is géén Autochrome, maar een ingekleurde foto. Best een beetje zuur voor ze.

5. ThePondMoonlight Steichen

Edward Steichen The Pond, Moonlight. Mamaroneck 1904. Nòg een manier om kleur in de foto te brengen: de gomdruk. Je prepareert je papier met een mengsel van Arabische gom, pigment en een lichtgevoelige component. Negatief er op, belichten, spoelen, en je hebt een monochrome print. Dit kan je herhalen met een andere kleur pigment, en eventueel nog een keer. Het klinkt redelijk simpel maar het is een heidens werk.

6. Prokudin Gorskii 1912 Georgië

Sergej Prokudin-Gorskii, Georgië, 1912. De tsaar was zo onder de indruk van SPG’s werk, dat hij hem een trein(!) gaf om het gigantische land te doorkruisen en de bevolking in beeld te brengen. Dat heeft hij jaren gedaan, tot het in 1917 opeens niet meer zo relaxed was om rond te toeren in een cadeautje van de tsaar . . .Hoe dan ook, het eindreslutaat is schitterend, zowel uit foto- als uit demografisch oogpunt.

7. 1912, Kaukasus

Kaukasus 1912. Hier krijg je een beetje een indruk van wat hij deed met die filters. Verschillend gekleurde filters veranderen de weergave van de oorspronkelijke kleuren in zwart-wit opnames. Bij projectie kunnen die kleuren dan weer opgeroepen worden. O ja, ik snap het. Hmmmm. Vagelijk.

De Russische fotograaf Pavel Kosenko heeft een rijk geïllustreerde post over SPG op zijn blog: https://pavelkosenko.wordpress.com/2015/05/26/color-photographs-by-s-m-prokudin-gorsky-1863-1944/

8. Hek Versailles

Uit het archief van uw blogger. Een ernstig verbleekt Versailles. Pikant detail is dat deze foto pas een paar jaar oud is. We hebben tegenwoordig nòg een middel om de kleuren van onze foto’s te beïnvloeden: photoshop. Dit is filter “Warm Skin, Fading” . . .


De grote jongens. (Deel 1, vermoedelijk.)

De Europese schilderkunst staat ból van de grote jongens. Ik heb hierover eens een hooglopende discussie gehad met een dierbare vriendin – zij zei dat de Italiaanse renaissanceschilders de allerbelangrijkste invloed waren geweest, ik was team 17e-eeuwse Hollandse meesters. Het is natuurlijk allebei een beetje flauwekul èn allebei een beetje waar. Het zal ook te maken hebben met onze respectievelijke locaties: zij woont al ruim twintig jaar in Italië, ik op tien minuten fietsen van het Rijksmuseum. Daar vind je de Grote Jongens uit dit stukje. Mijn helden, mijn idolen: Rembrandt van Rijn en Johannes Vermeer. Allebei krankzinnig getalenteerd natuurlijk, maar bovendien fotografen avant-la-lettre. Zij kijken, registreren, kíezen als fotografen en passen Cartier Bresson’s beslissend moment toe, maar dan zonder die zestigste seconde. (Henri Cartier-Bresson, de Franse fotograaf die het begrip beslissend moment introduceerde: de intuïtieve keuze waarmee een fotograaf een moment vastlegt.)

Rembrandt is de straatfotograaf van de 17e eeuw. Hij moet eindeloos met z’n schetsboekje door Amsterdam geschlept hebben, alles wat hij zag ging daar in. Het allermooiste voorbeeld vind ik zijn tekening van de ‘Koekenbakster’ (1635). Moet je ze zien! De uitgebluste vrouw, de peuter met z’n wangen vol pannenkoek, en vooral die jongen die in z’n broekzak graait naar geld. Kijk eens naar z’n houding, z’n nek – z’n mond een klein beetje open in concentratie. Ik vóel gewoon die zanderige troep, die op de één of andere manier altijd in je zakken terecht komt, onder m’n nagels. Van Rembrandt’s alles-ontwarende ogen zó op het papier. Waanzinnig.

De Koekenbakster

Maar dat is nog niet alles. Rembrandt is in staat om in een schilderij emoties weer te geven alsof hij tegen ons praat. Dit portret van zijn zoon Titus (1657) is het ultieme verhaal over vaderliefde. Zoiets heb ik nooit eerder, of ergens anders, gezien. Het besef dat hij Titus heeft overleefd maakt het nog aangrijpender:

Titus Wallace coll.1657

Lucretia, 1666. Toen ik dit eindelijk in het echt zag, kon ik mij er nauwelijks van losmaken. Het is het tweede schilderij dat hij maakte over het verdoemde Romeinse meisje. Zij was verkracht en zag geen andere uitweg dan er een eind aan te maken. Hij portretteert haar op het moment dat het leven uit haar wegvloeit en er slechts een onvoorstelbaar verdriet overblijft. Ik moet er altijd weer van huilen.

Rembrandt Lucretia (II) 1666

Over naar Vermeer. Het straatje, 1658. Dit is geen slordig afgesneden reproductie, de bovenkant van de gevel staat er echt niet op. Hij had het makkelijk overnieuw kunnen doen toen bleek dat het niet op het doek ging passen. Maar dat heeft hij niet gedaan, en daardoor krijgen wij het gevoel dat we het terloops gezien hebben: “Hè? Staat die vrouw aan een tobbe? En zitten daar nou twee kinderen te spelen onder dat bankje? Ìs het wel een bankje? Even terug, nog even kijken.” Als je dit had gefotografeerd, en je had thuis ontdekt dat de bovenkant er net niet op stond, had je jezelf voor de kop geslagen. Maar Vermeer wist wat hij deed – door het zo af te snijden suggereert hij een klein wereldje. Stel je voor dat de lucht zichtbaar was boven de trapgevel, dat zou een heel ander gevoel geven. Overigens heeft kunsthistorica Wieteke van Zeil onlangs in de zaterdag-bijlage van de Volkskrant ook over die spelende kindjes geschreven. Haar artikelen zijn erg de moeite waard.

Straatje van Vermeer 1658

Hieronder één van de Vermeers waarover wild gespeculeerd wordt, uit 1663. Is zij zwanger? Of volgt ze de laatste mode? Van wie is die brief? Wat betekenen die parels op tafel? Niemand die het zeker weet, maar kom op, jongens! Natuurlijk is ze zwanger! En laten we er maar van uitgaan dat haar man haar geschreven heeft, anders wordt het wel erg gecompliceerd. Die parels heeft hij haar opgestuurd. Of zoiets. Uit röngenonderzoek blijkt dat het jasje (‘beddenjakje’) oorspronkelijk een bontrand had. Waarom heeft hij dat veranderd? Ik geef het op. Niemand die het weet.

Vermeer,_Johannes_-_Woman_reading_a_letter_-_ca-1._1662-1663

Nog eentje tot slot. Voorlopig. Slapend Meisje, 1657. Kijk nou toch, ze is te moe om de troep op te ruimen die voor haar op de tafel ligt. Was ze de vloer aan het dweilen? Heeft ze daarom dat Perzische kleedje terug geklapt? Haar wangen branden van uitputting, ze móest gaan zitten. Ik voel zelf hoe moe ze is.

14.40.611

Bijna alle schilderijen van Vermeer zijn zg. genrestukken, weergaves van het dagelijks leven, en gek genoeg ligt bij hem bijna altijd een doek op een prop. Waarom is dát dan? Het is wáár wat ze zeggen – de man is een enigma.


   Het stilleven.

“In het stilleven eindigt de wereld bij de tafelrand.”

Uit de BBC documentaire ‘Apples, pears and paint – how to make a still-life painting’.

Rond 1596 maakte Caravaggio een schilderijtje van een fruitmand dat algemeen gezien wordt als ‘het eerste stilleven’. Of dat een juiste kwalificatie is, valt te bezien. Eeuwen later, toen Pompeïi en Herculaneum ontdekt werden, bleek dat de Romeinen ze ook al gemaakt hadden – overdadige voorstellingen om hun gastvrijheid, hun weelde en de produkten van hun uitgestrekte rijk te tonen.

Het Nederland van de 17e eeuw was stilleven-gek. Na de beeldenstorm had de protestantse republiek behoefte aan seculiere kunst waarmee men – net als de Romeinen 1700 jaar eerder – de eindeloze weelde en de exotische import kon laten zien.Kunst hing bij de burgers thuis – er was immers geen hof, geen adel, geen katholieke kerk om de werken op te eisen. De overdaad druipt soms haast letterlijk van de schilderijen af, men woonde niet voor niets in het rijkste land ter wereld. Maar we waren (zijn?) wél Calvinisten, en op de één of andere manier moesten we onszelf toch tot de orde roepen. Vandaar . . . de Vanitas. “Vanitas vanitatum, omnia vanitas” is een aan het bijbelboek  Prediker ontleende zegswijze: “IJdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid”. Vanitas stillevens staan stijf van de symboliek. Schedels, zandlopers, klokken zijn ‘obvious reminders’ van de vergankelijkheid, maar ook muziek was een veelgebruikt symbool: bij het verstommen van de laatste toon is immers alles weg.

In Spanje, met name in de kloosters, ontstond rond 1600 ook een belangrijke stilleven-cultuur, maar daar was de drijfveer juist een behoefte aan eenvoud, op het schrale af. Hier werden vaak afbeeldingen gemaakt van artikelen uit de voorraadkast, de ‘bodega’. Men noemt dit Bodegones. Een belangrijke schilder uit deze stroming was de Karthuizer monnik Juan Sanchez Cotán.

In de achttiende eeuw gingen de Academies de dienst uitmaken, en bijvoorbeeld de Académie Royale in Parijs had een diepe minachting voor het stilleven. Men bracht in feite een hiërarchie aan: na het inferieure stilleven komt het landschap, daarna de portretten, en dan, als absolute top, afbeeldingen van historische, mythologische en Bijbelse gebeurtenissen. Dàt, vond men, had pas inhoud, en toonde de intellectuele kracht van de mens. Jean-Baptiste Chardin, de Franse meester van het alledaagse, moest een flinke strijd voeren om enigszins serieus genomen te worden. In 1728 kreeg hij zowaar erkenning van de Academie (als ‘Gewaardeerd Schilder van Dieren en Vruchten’). Heel bijzonder, want het schilderen van dat-wat-voor-je-neus lag, werd als weinig artistiek gezien.

1 Stilleven Pompeii

Pompeïi, ± 70 na Chr. Het lijkt wel of Escher er aan te pas gekomen is! Die tafelrand doet iets raars. Maar het is een fresco, dus even iets veranderen is meteen een heel gedoe. Nou ja, het zou een nis kunnen zijn.

5 Juan Sanchez Cotán 1602

Juan Sanchez Cotán 1602. Die touwtjes kloppen – groente en fruit werd in de bodega zo opgehangen om het te bewaren. Wat niet klopt, zijn de schaduwen. Hij heeft geschilderd wat hij zag, maar kennelijk stond de zon iedere keer anders als hij achter zijn ezel kroop.

1a vanitas Pieter Claesz 1628

Pieter Claesz. Vanitas ± 1628. Dit soort schilderijen dienden als proeve van bekwaamheid, om potentiële opdrachtgevers te laten zien waar de schilder allemaal toe in staat was: glas, hout, reflecties (van zichzelf bijvoorbeeld). En inhoudelijk stond hij ook z’n mannetje.

17 Jean Baptiste Chardin La Raie 1728

Jean-Baptiste Chardin 1728. De Rog. Alledaagser wordt het niet. Hoewel? Een schijnbaar lachende rog met z’n ingewanden er uit en een geflipte kat?

39 CézanneEn toen was daar Cézanne. Hij schildert, als rechtgeaarde impressionist, niet wát hij ziet, maar hóe hij het ziet. Hij heeft een verbluffende techniek waardoor zijn stillevens er op het eerste gezicht nogal merkwaardig uitzien, maar als je ze van een afstand bekijkt, of met half-dichte ogen, lijken ze juist heel écht. De experts zullen wel gelijk hebben als ze zeggen dat Paul Cézanne zijn “angst” schilderde, dat hij werkte vanuit zijn “vertwijfelde perceptie”. Vast wel. Maar hij wist precies wat ‘ie deed, en hij keek ook gewoon verschrikkelijk goed uit z’n doppen.

Canestra_di_frutta_(Caravaggio) ± 1600

Als je de fruitmand van Caravaggio op dezelfde manier bekijkt als de Cézanne,  lijkt dat opeens een soort wandkleedje. Heb ik van David Hockney geleerd! Uit zijn super interessante boek Secret Knowledge.

Picasso Violin and grapes Moma

Picasso. Viool en druiven, 1912. Het kubisme en het stilleven vormen een ideale combinatie, met een kubistische benadering kan je op het platte vlak immers tòch alle kanten van je onderwerp laten zien.

Mapplethorpe Poppy 1988

De fotografie heeft andere aspecten van het stilleven op zich genomen. In de reclame natuurlijk, maar ook in de eigentijdse, autonome variant. Klaproos, 1988. Robert Mapplethorpe. Even wennen als je hem alleen van zijn homo-erotische werk kent.

31 mosaic Peter Ruting

Dit is werk van Peter Ruting. Hij maakte deel uit van mijn eindexamen-commissie op de Fotoacademie, en toen ik hem eens aan iemand voorstelde met de woorden: “Dit is de man die mij heeft laten slagen”, zei hij, zachtaardig en zorgvuldig als hij was: “Nee, dat heb je zelf gedaan.”

“In het stilleven eindigt de wereld bij de tafelrand.” Mooi niet.


Marie Antoinette.

In de jaren ’80 van de achttiende eeuw zitten twee Parijse juweliers in hun maag met een shitload aan diamanten – 647 om precies te zijn. Zij maken er een overdadig collier van en mikken er op om het aan de extravagante koningin Marie Antoinette te verkopen. Maar zelfs voor haar is het te duur. Wat te doen? Zij zoeken hulp bij een zelfverklaarde ‘vertrouweling’ van de koningin: gravin de la Motte. Die beraamt samen met haar man een gecompliceerde intrige, compleet met een verliefde kardinaal, een prostituée die de koningin speelt, waarzeggers, en een reisje naar Engeland. De la Motte drukt het halssnoer achterover, de juweliers zijn de dupe en al die tijd weet Marie Antoinette van niks. Tenslotte worden de oplichters gearresteerd en berecht, maar desondanks is de reputatie van het hof, en van de koningin in het bijzonder, wel zo beschadigd dat historici ervan uitgaan dat deze affaire mede bijgedragen heeft aan de Franse Revolutie.

Arme Marie Antoinette. Het Franse volk haatte haar en noemde haar de Oostenrijkse Teef. Men zag hoe zij baadde in luxe en gaf haar de schuld van hun armoede. Inderdaad, zij was een modepopje. Zij speelde herderinnetje in haar schattige speelboerderijtje, ze gaf een vermogen uit aan pruiken en juwelen. Maar zij was ook een eenzaam meisje dat, pas veertien jaar oud, naar een vreemd land gestuurd werd om met een koninklijke tiener te trouwen die geen idee had – noch van het koningschap, noch van het huwelijk. Na acht jaar hadden ze het kennelijk dóór want toen begon zij kinderen te krijgen, waarvan er twee al gauw stierven. Na de revolutie werd zij opgesloten in de Conciergerie, een koude, akelige gevangenis. Op 16 oktober 1793 werd zij onthoofd, 37 jaar oud.

1 MA-Lebrun, dégoutant 17831783 Een nogal spraakmakend portret van Marie Antoinette, door haar hofschilder en vriendin Elisabeth Vigée-le Brun. Men vond het volstrekt ongepast dat de koningin afgebeeld werd in zo een nachtpon-achtig jurkje. Zij kon nou eenmaal geen goed doen. De samenwerking tussen de twee vrouwen, die precies even oud waren, heeft talloze portretten opgeleverd, ook hele voorname, kijk maar:

2 MA Vigée le brun 1778Zo kennen we haar weer – Marie Antoinette in volle glorie, met torenhoog haar en ‘paniers’ onder haar rokken. De mode schreef extreem brede jurken voor, dus droegen de vrouwen een soort manden op beide heupen. Vanzelfsprekend alleen in de hogere kringen, stel je voor dat je met zoiets aan je lijf op het land moest werken of het huis moest poetsen!

<img class=”alignnone size-full wp-image-972″ src=”https://tpramsterdamcom.files.wordpress.com/2020/05/3-elisabeth-vigecc81e-le-brun-self-portrait-1790.jpg?w=612&#8243; alt=”Élisabeth Louise Vigée Le Brun: Self-Portrait, 1790″ width=”850″ height=”1095″>1790 Zelfportret van Elisabeth Vigée-le Brun. Zij werkt aan een schilderij van de koningin. Mooi meisje, toch?

5 Alexander Kucharsky Marie_Antoinette 17921792 Alexander Kucharsky. Hij heeft een aantal portretten gemaakt van de koningin in gevangenschap. Dit pastel is niet af, en met een knuppel bewerkt door een maniakale revolutionair.

6 MA Jecques-Louis David okt. 17931793 Jaques-Louis David’s schets van de koningin op weg naar de guillotine. De woedende menigte zou na het voltrekken van het vonnis z’n mouwen in haar bloed dopen (getver!), maar zij behield haar waardigheid tot het bittere einde. Ze struikelde op het trapje naar het schavot, en excuseerde zich naar de beul, bang dat ze hem bezeerd had.

7 Cornelia l'Autre Coté du Miroir2000 Cornelia Nauta, l’Autre Coté du Miroir. Marie Antoinette is altijd een bron van inspiratie geweest voor kunstenaars – Sophia Coppola heeft met haar film ons wat milder gemaakt in ons oordeel en de Nederlandse fotograaf Cornelia Nauta laat in haar prachtig ontroerende serie l’Autre Coté du Miroir een andere, veel menselijker kant zien van de verguisde Rococo koningin.

http://www.cornelianauta.net


Licht II. Het Sublieme. 

Het sublieme is een van oorsprong filosofisch begrip, dat in de kunstgeschiedenis verwijst naar het overweldigende van dat wat groots is, waar de mens geen vat op heeft. Tijdens de Romantiek – in de 18e en 19e eeuw – werd het vooral in verband gebracht met de woestheid en de ontembaarheid van de natuur. In die zin is het het tegenovergestelde van schoonheid, die harmonieus en fraai geproportioneerd is. Ik geef toe, dit concept vraagt een flexibele visie en is absoluut lek te schieten. Maar vergeet niet dat het uit een tijd stamt waarin men voor het eerst op reis ging, de natuur in trok, en tegelijkertijd verbijsterd toekeek hoe de wetenschap steeds meer onverklaarbare fenomenen wist te verklaren. Behoorljik beangstigend, allemaal. Door de eeuwen heen hebben mensen geworsteld met de alles overheersende kracht van de natuur, en hebben ze er goddelijke persoonlijkheden aan toegekend om het nog enigszins te kunnen behappen. De schilders van de Romantiek kwakten emoties en kennis in één overdonderende stroom op het doek. Caspar David Friedrich (1774-1840) trok de wijde Duitse natuur in, naar het Zwarte Woud of naar de Noordzeekust, en eenmaal terug in zijn atelier deed hij er nog een flinke schep bovenop zodat wij stedelingen ons konden verliezen in woeste luchten, scheepswrakken en ijsschotsen. In Engeland was JMW Turner (1775-1851) zijn tijd ver vooruit door zijn manier van schilderen, maar zijn onderwerpskeuze en zijn aanpak waren super romantisch en subliem Subliem. John Martin (1789-1854), ook een Engelsman, werd met zijn uitgebreide kennis van het Oude Testament, zijn diep religieuze overtuiging en zijn voorliefde voor vlammende taferelen heel bekend. Toen zijn opstandige broer Jonathan de kathedraal van York in de hens stak, vergeleek een ooggetuige de vuurzee met een schilderij van John Martin . . . Ai. Een derde Brit die niet onvermeld mag blijven, is Joseph Wright of Derby (1734-1794). Ook al zo’n meester van licht. Al deze kerels zullen nog wel een keertje langskomen – vandaag beperk ik mij tot hun woeste, waanzinnige, sublieme landschappen.

The painter should paint not only what he has in front of him, but also what he sees inside himself. If he sees nothing within, then he should stop painting what is in front of him.                                                                                                               Caspar David Friedrich

Friedrich Das Eismeer ±1824.jpg

Caspar David Friedrich, Ijszee, 1824.

Friedrich Wrak in maanlicht  1835.jpg

Caspar David Friedrich, Scheepswrak in maanlicht, 1835.

John_Martin_Le_Pandemonium_Louvre 1841.jpg

John Martin, Pandemonium, 1841.

John_Martin_-_Sodom_and_Gomorrah.jpg

John Martin, Sodom en Gomorrah, 1852.

Joseph_Wright_of_Derby_-_Vesuvius_from_Portici 1775.jpg

Joseph Wright of Derby, Uitbarsting van de Vesuvius, gezien vanuit Portici, 1775.

Turner_-_Fort_Vimieux 1831.jpg

Joseph Mallord William Turner, Fort Vimieux, 1831. Turners weergave van een Engels oorlogsschip, dat aan het begin van de 18e eeuw is ingezet in de strijd tegen Napoleon. De zee is op dit schilderij heel rustig, en volgens een commentaar van Sotheby’s ligt het schip dubbel voor anker (hoewel ik ze niet kan vinden), dus er zou geen vuiltje aan de lucht moeten zijn, maar in Turners visie is het een bedreigende, woeste wereld.

Andreas Aschenbach Kust van Sicilie 1847.jpg

Andreas Aschenbach (1815-1910). Kust van Sicilië, 1847. Nog een Duitse Romanticus. Qua licht is dit het neusje van de zalm, toch? Kijk je nog door je oogharen?


Licht!

Fotografie betekent letterlijk schrijven met licht. Dat van dat schrijven, daar kan je over twisten, maar zonder licht gewoonweg geen fotografie. Dat was zo in het analoge tijdperk, en dat is sinds de digitalisering niet veranderd. Alles wat jij of je camera ziet is een reflectie van licht dat ergens op valt. En als dat licht niet genoeg is, zie je niks. Klaar.

De echte uitdaging zit ‘m in de weergave van licht. Als je onderwerp té contrastrijk is, ben je als fotograaf in de aap gelogeerd. Met moderne apparatuur en bewerkingsprogramma’s kan je veel redden, maar contrast blijft een netelige kwestie. En dat verklaart waarschijnlijk waarom veel fotografen moeilijk licht reusachtig stoer vinden. ‘Rembrandt-licht’, clair-obscur . . . vooral voor techniekfanaten bepaalt een goed gemikte neusschaduw de opperste graad van kwaliteit.

Maar laat ik niet flauw doen, het gaat natuurlijk om het verhaal dat het beeld vertelt. En reken maar dat licht daar een belangrijke rol in speelt. Hard licht (dat van die contrasten) geeft dynamiek en energie aan de foto – zacht, egaal licht geeft rust en soms zelfs een sprookjesachtige sfeer.

Altijd hetzelfde liedje: je techniek is het middel, nooit het doel; maar zónder sta je mooi met je bek vol tanden.

En zo komen we bij een aantal schilders die zich hartstochtelijk op licht gestort hebben. Caravaggio en Rembrandt zijn de grootmeesters van het clair-obscur, maar ik wil je deze keer graag voorstellen aan een paar andere licht-tovenaars. En misschien een volgende keer ook, er is zó veel prachtigs! Knijp je ogen een beetje dicht bij deze beelden – als je door je oogharen kijkt zie je precies wat het licht doet.

3 Gerrit_van_Honthorst_-_De_koppelaarster 1625.jpg

Gerard van Honthorst, De Koppelaarster, 1625. Het heeft even geduurd voor ik de mevrouw in kwestie ontwaarde (helemaal links, ze wijst). Ik dacht aanvankelijk dat die weelderige boezem de koppelaarster toebehoorde, en vroeg mij al af of haar mannelijke klanten ooit nog een ander zouden willen. De luit die zij vasthoudt biedt weinig zekerheid – het is een symbool van de liefde, maar hoe aards die is of hoe verheven, dat moet je meestal uit de context halen. En dan leidt dat décolleté wel af! In ieder geval laat Honthorst’s lichtgebruik niets aan de verbeelding over. Hij maakte dan ook deel uit van de Utrechtse Caravaggisten, de schilderende fanclub van Caravaggio.

Adriaan Coorte kruisbessen 1699 (Rijks).jpg

Adriaen Coorte, Kruisbessen, 1699. Hier moet je ècht de oogknijptechniek bij toepassen. O, idioot mooi vind ik dit. Coorte heeft ruim 60 schilderijen gemaakt, allemaal kleine stillevens. Een jaar of tien geleden zijn er nog twee ontdekt die ergens op een zolder (ik geloof in Middelburg, zijn ‘home town’) lagen te verstoffen.

Marie-Denise Villers Charlotte du Val d'Ognes 1801.jpg

Marie-Denise Villers, Portret van Charlotte du Val d’Ognes, 1801. Er zijn ook kunsthistorici die ervan overtuigd zijn dat dit een zelfportret is. Het licht is verbluffend, met dat tegenlicht en zelfs het effect van het tekenpapier dat werkt als een reflectiescherm met die rare, spookachtige schaduw aan de verkeerde kant van de ogen. En kan iemand me vertellen wat er met het raam aan de hand is? Is het glas gebroken? Het heeft er alle schijn van.

C. Monet_Umbrella.jpg

Claude Monet, Vrouw met Parasol, Madame Monet en haar zoon, 1875. Voel je de hitte, de brandende zon? Ruik je het hooi? Ik herinner me een televisieserie over de Impressionisten, met een scène waarin Mme. Monet haar man kwam halen voor de lunch, maar hij kon niet ophouden met werken. Het laatste shot was een citaat van dit schilderij. Ik herkende het meteen en voelde me een reuze insider.

Marie Bracquemond Sous la Lampe (Sisley et sa femme) 1877.jpg

Marie Braquemond, Sous la Lampe (Alfred Sisley et sa femme) 1877. Marie Braquemond, née Quivoron, had niet echt een heel vrolijk leven. Haar moeder was altijd ongelukkig en heeft haar half Frankrijk en Zwitserland door gesleept voordat zij eindelijk neerstreken in Parijs. Daar leerde zij haar echtgenoot Félix kennen, terwijl zij beiden zaten te schetsen in het Louvre. Het schijnt dat hij jaloers was op haar talent en de waardering die de Impressionisten hadden voor haar werk. Bovendien had zij een zwakke gezondheid – al die factoren bij elkaar zijn misschien de reden dat zij niet zo heel bekend is. Ten onrechte, kijk maar naar dit schilderij van haar collega Sisley en zijn vrouw.

Clausen the Gleaners return '08.jpg

Sir George Clausen, Terugkeer van de Arenleesters, 1908. Al sinds bijbelse tijden kregen straatarme vrouwen en kinderen de gelegenheid om de restjes op te rapen na de tarwe-oogst. Het was een semi-georganiseerde vorm van liefdadigheid. Om een of andere reden, misschien ter meerdere glorie van de mensen die dit toestonden, worden arenleesters vaak afgebeeld in welhaast hemels licht (zie Millet). Clausen was enorm op dreef hier.

carnation lily lily rose.jpg

John Singer Sargent, Carnation, Lily, Lily, Rose, 1886. Mijn absolute lievelingsschilderij! Behalve dan dat ik geen lievelingsschilderij heb. Maar het is beeldschoon. Groot en schitterend en adembenemend. De titel komt uit een liedje. Sargent is hier lang aan bezig geweest, hij heeft halfverwege zijn modellen gewisseld omdat hij toch net déze kleur haar wou, en bovendien had hij iedere keer maar weinig tijd om in het gewenste schemerlicht te werken. Nu ècht door je oogharen kijken!


Natte platen.

Terug in de tijd. Naar 1851, om precies te zijn.  Fotografie was twaalf jaar eerder geïntroduceerd, en hoewel erg populair, was het een ontzettend gedoe. De kosten waren hoog, de belichtingstijden lang, en het resultaat viel vaak tegen. Toen ontdekte de Britse uitvinder Frederick Scott Archer (1813 – 1857) collodium als drager voor het lichtgevoelige – en om te fotograferen noodzakelijke – zilvernitraat. Collodium bestond sinds 1846 en werd destijds gebruikt als wondafdekking. Het bestaat uit schietkatoen – oftewel nitrocellulose – dat wordt opgelost in alcohol en ether. Jawel, ether! Het stinkt tegen de klippen op en als je niet oppast ga je van de graat. Maar in de 19e eeuw was men er blij mee, het had een paar grote voordelen ten opzichte van de eerdere procédé’s, met name vanwege de scherpte en de kortere belichtingstijden. Het is overigens wel een ingewikkeld en arbeidsintensief systeem: eerst moet je het collodium, een kleverige, stroperige vloeistof, in een gelijkmatige dunne laag op een (glas-) plaat gieten, die meteen in een bad met zilvernitraat moet. Dan, als dat lichtgevoelige materiaal er op zit, moet je metéén belichten. Daarna moet het metéén ontwikkeld worden, en die ontwikkeling moet metéén met een flinke plens water gestopt worden. Als het collodium droogt, verliest het z’n lichtgevoeligheid, vandaar de term Natte Platen Fotografie. In de studio is dat al een hele heisa, op lokatie is het eigenlijk gekkenwerk. In de beginjaren werden hele tenten meegesleept, en op vrijwel alle buitenopnames uit die tijd zie je dat er water in de buurt is. Bovendien waren alle afdrukken contactafdrukken – als je een redelijk formaat wilde, moest je meegenomen apparatuur en materiaal navenant groot zijn. De platen waren van glas dus liep je ook nog eens het risico van breuk. Je kon, en kan, tinnen (of vandaag de dag aluminium) platen gebruiken: de tintypies van Khadija Saye. Maar dan heb je geen negatieven, je foto’s zijn dan niet reproduceerbaar. Een ander, niet onbelangrijk, nadeel van collodium is het feit dat het extreem brandbaar is, en nòg erger: explosief. Er zijn heel wat doka’s – en helaas ook heel wat fotografen – door ontploft.

Tintype Taqulittuq and Ipirvik.jpgTintypie, portret van Taqulittuq en Ipirvik, oftewel Tookoolito en Ebierbing, alias Hannah en Joe. Zij waren een Inuit echtpaar dat in de jaren ’60 van de negentiende eeuw als gidsen en vertalers werkten voor Britse en Amerikaanse expedities naar de Noordpool. Je zou kunnen zeggen dat zij geluk gehad hebben dat ze op die manier een boterham konden verdienen – tijdens hun eerste reizen werden zij tentoongesteld . . . verschrikkelijk. Overigens hebben zij toen wel op Windsor Castle gedineerd, als gasten van koningin Victoria.

Roger Fenton's Photographic Van Crimea.jpgDe rijdende donkere kamer van Roger Fenton, 1855. Zo reed hij met de troepen mee tijdens de Krim-oorlog. De man op de bok is zijn assistent Marcus Sparling.

Tintypie ± 1890.jpgTintypie uit ± 1890. De scherpte is een beetje ongelukkig terecht gekomen: zijn gezicht is een beetje wazig, maar de ruitjes van zijn pak daarentegen . . . gestoken scherp! Toch een mooie foto. Ook wel een hele mooie jongen natuurlijk.

Tintypie Billy the Kid 1865.jpgDit is een portret van niemand minder dan Billy the Kid, een van de legendarische outlaws van het Wilde Westen. De tintypie is nogal gehavend uit de strijd gekomen, maar met Billy is het nog beroerder afgelopen – hij is door zijn oude vriend en ‘partner in crime’ vermoord.

Syl en Bet Collodium.jpgUw blogger en vriendin/collega Sylvia Lockhart (check haar site, zie hieronder). Deze tintypies zijn gemaakt tijdens een geweldige Natte Platen workshop van Daniel Barter (check zijn site ook, ook hieronder). Je kan aan de vele klodders zien dat het collodium een beetje, laten we zeggen, onregelmatig gegoten is. Het is moeilijker dan je zou denken. De zwarte randen zijn geklopt rauw ei dat met een wattenstaafje is aangebracht om te voorkomen dat het collodium van de plaat druipt.

http://sylvialockhartphotography.com       https://danielbarter.co.uk


Vrouwen op bedden.

Toen het downloaden van beeldbestanden een beetje vaart kreeg, ben ik kunst gaan verzamelen. Virtueel, dan. Mijn lievelingscollectie, de grootste ook, is de map ‘Vrouwen op bed en andere odalisken’. De wereld is vól prachtige achterover liggende vrouwen, met of zonder kleren aan.

Ik denk dat de eerste van de blote beauties Giorgione’s Venus was, uit 1508. Hij stierf toen hij er nog aan bezig was, dus het is afgemaakt door zijn leerling Titiaan. Die was er kennelijk door geïnspireerd want hij heeft er zelf ook nog een aantal gemaakt – wel zó veel dat zijn blote vrouwen verspreid liggen in musea over de hele wereld. De beroemdste hangt in het Uffizi: de Venus van Urbino uit ± 1535. Het verhaal gaat dat die een tijd in het bezit geweest is van een kardinaal in het Vaticaan, die er een gordijn voor gehangen had. (Vul maar in wat ‘ie deed. Vul trouwens ook maar in wat zij aan het doen is!)

Dat schilderij was, en is, een eindeloze bron van inspiratie, dus hier zijn een paar voorbeelden. Ik zal zo nu en dan nog meer vrouwen op bedden laten zien.

Giorgione_-_Sleeping_Venus 1508.jpgDe Venus van Giorgone. In een landschap, ogen dicht. Bloot of niet, ze houdt ons op een behoorlijke afstand. Maar dat zou veranderen:

titian_venus_of_urbino.jpg

De Venus van Urbino. Er zijn weing feiten bekend over dit schilderij, maar de veronderstellingen zijn talrijk. Het schijnt dat de hertog van Urbino het zag staan in het atelier van Titiaan en het persé wou hebben. Zij is dan ook veel uitnodigender en verleidelijker dan haar voorgangster, geef de man eens ongelijk.

Delacroix ±1827.gif

Eugène Delacroix, 1827. De Romantiek (en Delacroix was de “prins der romantici”) was doordrenkt van verlangen naar het Oosten. In het Oosten waren harems en in harems waren blote vrouwen, dus die maakten een comeback in de kunst, ditmaal in de rol van Odalisken.

15 E. Manet Olympia,1863.jpg

Olympia, door Édouard Manet, 1863. Shock! Horror! Die blik! Die naaktheid! De behoudende ‘Salon’, de kunstbobo’s, kregen wederom een appelflauwte. Het model is Victorine Meurent, een Parijse prostituée – ze zullen haar wel herkend hebben.

Paul Delvaux Iron Age 1951.jpg

Paul Delvaux, 1951. “Iron Age”. De Belgische surrealist, die talloze naakten in merkwaardige achtergronden schilderde, vaak met treinen, stations, pleinen, fabriekshallen.

Odalisk P. de Nooijer.jpg

Tot slot de Odalisk van Paul de Nooijer. Dit beeld zit al heel lang in mijn ‘collectie’ en ik kan er online niets over vinden. Het ís toch wel van hem? Ja toch? Dat kan toch niet missen? Paul de Nooijer is een nederlandse fotograaf, die heel vaak samenwerkt met zijn zoon Menno. Geënsceneerde fotografie, heel interessant.


Gustave Caillebotte 1848-1894.

O, mán, ik ben gek op Caillebotte.

Deze getalenteerde, welgestelde, gulle impressionist – die maar 45 geworden is – lijkt niet echt heel bekend te zijn. Dat komt misschien omdat een groot deel van zijn oeuvre zich nog steeds in privécollecties bevindt, want de werken die in musea hangen zijn wèl beroemd: “Les raboteurs de parquet” in het Musée d’Orsay; “Rue de Paris, temps de pluie” in het Art Istitute of Chicago.

Hij behoorde tot de Impressionisten, als schilder maar zeker ook als koper van het werk van zijn minder welvarende vrienden en collega’s (net als Frédéric Bazille, die, nog jonger, gesneuveld is in de Frans-Duitse Oorlog).

G._Caillebotte_-_Le_déjeuner 1876.jpg

Het lijkt wel of Caillebotte een camera ingebouwd had in z’n hoofd – kijk maar naar zijn schilderij Le Déjeuner. We bezien het tafereel vanuit het standpunt van een van de aanwezigen. Het is een subjectief shot! We zitten achter dat bord, aan tafel! Het is geschilderd in 1876, toen de invloed van de fotografie op de schilderkunst énorm was, maar dit is wel een heel bijzonder voorbeeld.

We zien zijn moeder, diep in de rouw na de dood van zijn vader, en zijn jongere broer René, die hun lunch geserveerd krijgen. Alle schittering van het kristal, alle luxe badend in beeldschoon tegenlicht kunnen de verstikkende bedomptheid van het huis niet verhullen, en ook de irritatie van de jonge man niet. Je hoort hem zagen in z’n eten, hij kan niet wachten om weg te komen.

Perfectie in schilderkunst, cinematografie, regie.

En ja, ook dit werk is in privébezit. Stel je voor! Daar zit je dan, in je ochtendjas, de slaap uit je ogen te wrijven, proberen wakker te worden boven een gebutste, gore mok met koffie. Naar dít schilderij te kijken. O, mán!

G._Caillebotte_-_Jeune_homme_à_la_fenêtre 1875.jpg

Jonge man bij het raam, 1875. René Caillebotte in het ouderlijk huis aan de Rue de Miromesnil. Kijkt hij het meisje na? Kent hij haar? Verlangt hij naar haar? René is heel jong gestorven, ik mag toch hopen dat hij aan dat huis ontsnapt is en een beetje plezier gehad heeft!

Gustave_Caillebotte_-_Paris_Street,_Rainy_Day_-1877-_Art_Institute_of_Chicago.jpg

Rue de Paris, temps de pluie 1877. waarschijnlijk zijn beroemdste schilderij, maar eigenlijk is het niet echt typisch Caillebotte. Het is gladder en pointillistischer dan wat hij doorgaans maakte. Eerlijk gezegd vind ik de studies die hij voor dit schilderij gemaakt heeft, mooier:

Gustave_Caillebotte,_1877_-_Rue_de_Paris,_jour_de_pluie_(étude).jpg
Gustave_Caillebotte_ De Tuinman 1877jpg.jpg

De tuinman. Geen wonder dat het kunst-establishment van Frankrijk de Impressionisten verafschuwde! Een schilderij van iemands tuin (en niet van een arcadisch landschap) was al slikken geblazen, maar dan ook nog met een tuinman er in? Met z’n kont naar ons toe? Incroyable!

Caillebotte view through a balcony 1880.jpg

Door dit schilderij ben ik verliefd geworden op Caillebotte: Uitzicht door een balkon. Waanzinnig! Wedden dat hij op de grond zat, opkeek, en dacht: dít ga ik schilderen?

Het is uit 1880 en, wat een geluk, maakt deel uit van de collectie van het Van Gogh museum.


Khadija. 

Ik was gaan zitten om iets te schrijven over collodium fotografie, iets te vertellen over deze zogeheten tintypies. Ik wou uitleggen hoe de 19e eeuwse ‘natte platen’ techniek bewerkelijk-maar-goed-te-doen is en ook tegenwoordig nog wordt toegepast. Hoe het stinkt, hoe je belichtingstijden lang en je verwerkingstijden kort zijn, hoe spannend het procédé is . . .

Maar ik kan alleen maar huilen. Luister.

In 2013 studeerde een jong, Brits-Gambiaans, waanzinnig getalenteerd meisje af aan de kunstacademie.

Slechts vier jaar later exposeerde zij haar project Dwellings: in this Space we Breathe op de Biennale van Venetië. Het gaat over haar Gambiaanse wortels, de rol van spirituele gebruiken en de troost die daar uit voort komt. Haar gebruik van collodium maakt het extra bijzonder: het vraagt een hoop geduld en toewijding van zowel de fotograaf als het model – in dit geval een en dezelfde persoon. Haar keuze droeg enorm bij aan het mysterie van het onderwerp en haar jonge, prachtig expressieve gezicht maakte alles geweldig ‘heel’.

Fotograaf Almudena Romero begeleidde haar in de technische aspecten van de tintypies.

Amulet Khadija Saye.jpg
peitaw-x-khadija-saye-2mb.jpg
khadija op de rug.jpg
Limoŋ-x-Lemon-x-Khadija-Saye-2MB.jpg
Khadija Saye Dwelling, in this space we breathe.jpg

alle foto’s © 2018 by Estate of Khadija Saye

Na de opening van de Biennale, in mei 2017, ging zij terug naar huis in west Londen waar zij, samen met haar moeder, woonde in de Grenfell Tower. Op 14 juni vloog een huishoudelijk apparaat in een van de appartementen in brand en binnen de kortste keren stond het gebouw van 24 verdiepingen in lichterlaaie. De gevelbedekking bleek niet brandwerend te zijn – de deelraad Kensington, de rijkste van het land, had daarop bezuinigd. Bovendien komen de ladders van de Londense brandweer niet hoger dan de achttiende etage.

Met nog 70 andere bewoners kwamen de fotograaf en haar moeder om in de brand.

Haar naam is Khadija Saye. Zij was pas 24.

http://www.estateofkhadijasaye.com

Oproep Grenfell

2020

2020 zou het jaar worden waarin ik jullie ging uitnodigen om naar de Amsterdam Picture Room te komen, om nieuw werk van vrienden en collegas te bekijken, en misschien zelfs te beginnen met een paar lezinkjes en minicursussen over fotografie-gerelateerde zaken.

Enfin. Alle roeren om. Voorlopig hoop ik jullie deelgenoot te maken van een aantal foto’s en kunstwerken die een speciaal plekje in mijn hart hebben, en die interessant blijken te zijn in verband met fotografie.

Dus kijk met me mee op deze blog-achtige pagina’s naar tamelijk lukrake maar met liefde uitgekozen plaatjes. Trouwens, hier volgt een disclaimer: ik ben geen kunsthistoricus, maar een fotograaf met een groter-dan-gemiddelde interesse voor kunstgeschiedenis en een jarenlange ervaring met lesgeven aan studenten fotografie.

Degas Danseuse.jpg

Ik MOET natuurlijk beginnen met een balletdanseres (dat is immers mijn oude vak). Dit is een foto uit 1895 of ’96 door Edgar Degas. Ik stel me voor dat dit in de coulissen van het theater genomen is, maar dat is niet het geval. Hij organiseerde avonden waar hij vrienden voor uitnodigde, om te komen dineren en dan te modellen voor zijn zorgvuldig geënsceneerde foto’s. Hij vond het heerlijk om met kunstlicht te werken. Ongelooflijk – dat is zelfs vandaag nog een extra moeilijkheidsfactor, laat staan in die tijd! Hoewel hij foto’s gebruikte als hulpmiddel voor zijn schilderijen, ging hij de fotografie als aparte kunstvorm pas toepassen toen zijn gezichtsvermogen achteruit ging en het schijnt dat hij er helemaal in op ging. Er zijn maar een stuk of 40 foto’s bewaard gebleven.

Degas Danseuse II.jpg

Mijn verhouding tot Degas is op z’n zachtst gezegd een ingewikkelde. Als klein, van ballet bezeten meisje, ben ik opgegroeid met zijn afbeeldingen van danseressen. Later raakte ik gefascineerd door zijn pastels van badende vrouwen – zó intiem, zó sensueel. Zijn prachtige wazige foto’s, waarin hij de tekortkomingen van de techniek ombuigt in zijn voordeel, zijn een voortdurende inspiratie.

Echter.

De man was een rabiate antisemiet, een vrouw-onvriendelijke misantroop. Kort gezegd een lul.

Ik vind dit nogal een ding – en overigens niet alleen waar het Degas betreft. Hoe beïnvloedt dat wat je weet over een kunstenaar je oordeel? Kan je iemands karakter zien in zijn of haar werk? Wat voor zin of onzin projecteer je als toeschouwer? Word je verliefd op de kunstenaar, of knap je juist af?

Een uitermate verwarrende kwestie, ik kom er nog op terug.

Degas woman drying her back.jpg
Degas Na het bad ca. 1896.jpg
Degas na het bad 1895.jpg

Degas maakte zijn modellen vaak doodongelukkig, en daar was hij zich terdege van bewust. Hij gaf ze expres weer in onhandige poses, zijn streven was om ze te ontdoen van koketterie – zíjn woorden.